Uitgerekend ik

Een nationaal actieplan om inclusie en diversiteit te bevorderen in de academie, is dat echt nodig? Ik was niet verbaasd dat direct na de lancering van het plan kritiek klonk. Niet iedereen is overtuigd van de urgentie om ongelijkheid in de wetenschap aan te pakken. Studenten en junior onderzoekers pleiten echter al decennia voor veranderingen.

De kritiek op diversiteitsbeleid is vaak geworteld in de wijze waarop mensen zelf de academie beleven. Zo ben ik een hoogopgeleide, witte, cisgender man. Ik heb weinig obstakels ervaren om te kunnen promoveren. Tegelijkertijd was ik een eerstegeneratiestudent en afkomstig uit een regio met hoge werkeloosheidscijfers. Er zijn voldoende indicaties dat mensen op basis van die kenmerken wel degelijk stuiten op obstakels in de wetenschappelijke wereld.

Evenredig vertegenwoordigd?

Diversiteitsbeleid is daarom niet gebaseerd op individuele ervaringen, maar op basis van brede constateringen. Zo grijpen we in om het aandeel vrouwelijke hoogleraren te laten toenemen. Over de noodzaak daarvoor bestaat weinig twijfel – de cijfers liegen er niet om.

Moeten alle groepen dan evenredig vertegenwoordigd zijn in de academie? Niet per se. Maar als mensen met bijvoorbeeld een niet-westerse migratieachtergrond nauwelijks zichtbaar zijn, terwijl ze wel duidelijk tot de studentenpopulatie behoren en wetenschappelijke ambities hebben, moeten we op zijn minst nagaan wat de oorzaken van die discrepantie zijn. En als er dan aanleiding is om in te grijpen, is dat niet meer dan rechtvaardig.

Gezamenlijk inclusie vormgeven

Bij NWO doen we daarom veel, maar is er ook genoeg te verbeteren. Zo houden we in onze commissies rekening met regionale spreiding, wetenschappelijke diversiteit en gender. Maar omdat de Nederlandse academie beperkt divers is, houdt het daar vaak op. En dat uitgerekend ik deze inleiding schrijf, zegt absoluut iets over de winst die onze organisatie nog kan behalen. Onze mogelijkheden zijn echter begrensd: met gerichte financieringsinstrumenten kunnen we specifieke groepen meer toegang bieden tot de academie, maar zoals Ali Aljasem in zijn bijdrage stelt (zie kader in dit artikel), is dat niet voldoende. Enkel diversiteit stimuleren is bovendien performatief. Uiteindelijk moeten we gezamenlijk een inclusieve academie vormgeven, waarin diversiteit en openheid kunnen gedijen. Daarvoor is er werk aan de winkel.

Arnold Lubbers,
Projectleider Impulsprogramma voor Inclusie in de Wetenschap

Arnold Lubbers