Prof. dr. D.I. (Dorret) Boomsma

Prof. dr. D.I. (Dorret) Boomsma, Biologische psychologie, Vrije Universiteit verrichtte baanbrekend onderzoek op het gebied van de menselijke gedragsgenetica, met als belangrijkste werktuig het mede door haar vormgegeven Nederlandse Tweelingregister.

Boomsma, Dorret - 2001.jpg
Biologische psychologie, Vrije Universiteit, Spinozalaureaat 2001 (credits: NWO/Ivar Pel)

Dorret Boomsma (1957) is hoogleraar Biologische Psychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

Aan professor Dorret Boomsma wordt de NWO-Spinozapremie toegekend wegens haar baanbrekend onderzoek op het gebied van de menselijke gedragsgenetica. Mevrouw Boomsma is hoogleraar biologische psychologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Zij wordt algemeen beschouwd als behorend tot de beste gedragsgenetici in Europa en wereldwijd.

Wat opvalt is de grote breedte van haar gedragsgenetische onderzoek en de koppeling daarvan aan fysiologisch (neurofysiologisch, biochemisch) onderzoek. Het belangrijkste werktuig voor dit veelal zeer omvangrijke onderzoek wordt gevormd door het Nederlandse Tweelingregister. Dit bestand van Nederlandse twee- en meerlingen is door professor Boomsma en haar voorganger professor Orlebeke opgebouwd tot een der grootste, compleetste en meest representatieve tweelingenregisters ter wereld. Het omvat een kleine 30.000 tweelingen in alle leeftijdscategorieën. Met haar onderzoeksteam produceert professor Boomsma een ware stroom van publicaties in de toptijdschriften van haar vak, zoals Behaviour Genetics en Twin Research. Met name verrichtte haar team omvangrijke empirische studies op de volgende vijf gebieden:

Cognitieve ontwikkeling

Een centraal thema hier is de relatie van erfelijkheids- en omgevingsfactoren in de ontwikkeling van verbale vs. niet-verbale intelligentie. Een belangrijke ontdekking hier was dat de genetische component in IQ-scores drastisch stijgt gedurende de eerste schooljaren, dat wil zeggen er is sprake van relatief late genetische expressie. Een ander thema is de ontwikkeling van probleemgedrag, met name agressief gedrag bij 10- tot 15-jarigen in relatie tot erfelijkheid, omgeving en leeftijd van de moeder.

Gedragsgerelateerde elektrofysiologische ontwikkeling

Dit betreft onderzoek naar de ontwikkeling van gedragsrelevante componenten in het EEG-signaal, zoals de P300-component, die samenhangt met aandacht. Het onderzoek naar genetische componenten in de ontwikkeling van intrahemisferische coherentie wordt een doorbraak genoemd. Het gaat hier om synchronisatie in de gamma-band . De ontdekking is dat bij 5-jarigen de coherentie voor ca 50% genetisch is bepaald, echter met een duidelijke tweedeling: de genetische factor is sterk dominant in de lange 'sensory-to-frontal connections', terwijl omgevingsfactoren de coherentie over korte afstanden bepalen. Gamma-coherentie over korte afstanden wordt in verband gebracht met cognitief disfunctioneren.

Persoonlijkheidskenmerken en psychopathologie

Thema's zijn hier de genetische versus omgevingsdeterminanten van depressie, angst, hyperactiviteit en vatbaarheid voor cognitieve vergissingen. Anders dan bij intelligentie, ontdekte Boomsma's team, komt de genetische component van deze eigenschappen veelal zeer vroeg tot expressie.

Gezondheidsrisico's

Eén thema hier is de initiatie en kwantiteit van alcohol- en nicotinegebruik in relatie tot erfelijkheid, geslacht en religieuze omgeving. Er zijn hier met name twee doorbraken te vermelden. De eerste betreft de systematische ontleding van het fenotype. Met haar team toonde professor Boomsma aan dat initiatie en kwantiteit van nicotinegebruik onafhankelijke genetische determinanten hebben. De laatste komt niet tot expressie wanneer de eerste (o.a. door omgevingsfactoren) onwerkzaam blijft. De tweede doorbraak betreft de werking van specifieke omgevingsfactoren op de fenotypische expressie van genetische risicofactoren. Deze vernieuwing werd gerealiseerd in het onderzoek naar het effect van een religieuze versus areligieuze omgeving op de initiatie van alcoholgebruik. Het bleek dat een religieuze omgeving een temperend effect heeft op de bijdrage van genetische factoren, vooral bij vrouwen.

Een ander thema op het gebied van gezondheidsrisico's betreft genetische determinanten van cardiovasculaire risico´s, het onderwerp waarop mevrouw Boomsma destijds cum laude promoveerde. Dit nog steeds lopende grootschalige onderzoek heeft onder andere opheldering verschaft over risicodeterminanten zoals testosteronniveaus, geboortegewicht, geslacht.

Statistisch-methodologische kwesties

Behalve met dit brede scala van empirische studies, heeft professor Boomsma naam gemaakt als statisticus in de gedragsgenetica. Zij droeg wezenlijk bij aan de ontwikkeling van multivariate fenotype-analyse (t.o.v. de traditionele univariate analyse), aan de invoering van multivariate (maximum likelihood) factorscore-analyse en aan statistische power-analyses voor quantitative trait locus (QTL) detectie, wanneer het tweelingenparadigma wordt uitgebreid naar 2-, 3-, en 4-sib dataverzamelingen.

Professor Boomsma wordt algemeen geprezen als een model voor jonge onderzoekers en onderzoeksters vanwege de moed en kwaliteit van haar denken, haar nauwgezetheid en de hoge standaards die ze hanteert. Zij is een toegewijde charismatische docent. Door haar jaarlijks optreden (sinds 1987) op de toonaangevende International Workshop Twin Methodology heeft zij vele honderden jonge onderzoekers uit de hele wereld wegwijs gemaakt in de gedragsgenetica.