Maatschappelijke gevoelstemperatuur

Online dreigementen al dan niet gevoed door desinformatie, groeiend wantrouwen in de wetenschap, activisten die bij ministers aanbellen en burgers die de politiek de rug toekeren… de maatschappelijke gevoelstemperatuur heeft duidelijk een daling ingezet. Verarming, inflatie en oorlog leveren nieuwe voedingsbodem voor verdere polarisatie.

Tekst: Arno van 't Hoog, Beeld: Jessica Nap

Beeld van een stapel lucifers waarvan de bovenste in brand staat

‘Het economisch vooruitzicht van de lagere middenklasse is niet goed en dat is extra wrang als je tegelijkertijd een andere groep ziet doorstijgen in inkomen en woningbezit’, zegt electoraal geograaf Josse de Voogd, freelance-onderzoeker en samen met René Cuperus auteur van de onlangs verschenen Atlas van Afgehaakt Nederland. ‘En die laatste groep mag ook nog de koers bepalen in beleid en debat. Een groeiend onbehagen draait om relatieve deprivatie: steeds een beetje armer worden, terwijl de bovenlaag er warmpjes bijzit en doet of er niks aan de hand is. Dat schuurt.’

Verder verarmen

De gemiddelde inkomensverschillen in Nederland zijn misschien niet groot, maar een deel van de Nederlandse bevolking zal de komende jaren verder verarmen door torenhoge energielasten en stijgende voedselprij­zen, stelt De Voogd. Dat komt bovenop alle electoraal geografische trends en ontwikkelingen die hij in de Atlas beschrijft. Uiteenlopende kaarten laten zien waar de achterban van verschillende partijen woont, of ze politiek betrokken zijn en gaan stemmen, plus alle verschillen tussen rijke en arme gemeenten, steden en platteland. De Atlas was één van de aanleidingen voor een motie van de Tweede Kamer om een commissie in te stellen die onderzoek moet gaan doen naar politieke polarisatie, radicalisering en extremisme, en hun invloed op de democratische rechtsstaat.

Wens niet goed bediend

De globale conclusie luidt dat een deel van Nederland ontevreden is en afhaakt. Ze voelen zich niet vertegenwoordigd in mainstream politiek en beleid. Sommigen stemmen niet meer of kiezen voor buitenstaanderpar­tijen. De traditionele verzuiling langs religieuze gezindte is vervangen door nieuwe scheidslijnen en tegenpolen, volgens De Voogd. ‘Een zuil met hoger opgeleiden zit nu aan de knoppen. De rechterflank daarvan krijgt zijn zin op economisch vlak, de linkerflank op cultuur. Terwijl een ander deel van Nederland een sterkere verzorgingsstaat wil, met gecontroleerde arbeidsmigratie en een cultureel conservatiever beleid. Maar die wens wordt niet goed bediend in het politieke krachtenveld en dat draagt bij aan polarisatie. Als je arbeidsmigratie niet mag bediscussiëren, dan kunnen mensen die daar economisch nadeel van ondervinden alleen terecht bij partijen met een rabiaat anti-migratiestandpunt.’

Gevestigden en buitenstaanders

De Atlas spreekt over polarisatie, verdeeldheid, onbehagen en afhakers, maar De Voogd kiest zelf voor de meer neutrale tegenstelling tussen gevestigden en buitenstaanders. ‘Dat beschrijft vrij nuchter welke groepen er achter de bestuurlijke en culturele knoppen zitten. Je kunt stellen dat sommigen niet hun kont tegen de krib hebben gegooid, maar tot buitenstaander zijn gemaakt, omdat ze door maatschappelijk proces­sen zijn uitgesloten. Je zou zelfs kunnen stellen dat de bestuurselite is losgeraakt van de bredere samenleving. De hoogopgeleide, succesvolle groep is zo groot dat ze de rest van de samenleving niet meer hoeft te ontmoeten.’

Afkeer tussen groepen

In het publieke debat in Nederland heeft polarisatie de rol van scheld­woord gekregen. ‘Een beetje vergelijkbaar met het verwijt dat de ander populistisch is’, zegt politicoloog Eelco Harteveld, werkzaam aan de UvA. ‘Polarisatie wordt steeds meer gebruikt om de tegenstander te de-legitimeren of uit te schakelen. Dat maakt het voor wetenschappers wel lastiger om zo’n term te hanteren.’ De vraag is of Nederland de kant opgaat van de Verenigde Staten, waar al jaren zorgelijke polarisatie-trends te zien zijn in de afkeer tussen kiezersgroepen. Harteveld: ‘Steeds meer republikeinen zeggen te willen verhuizen om niet naast een democraat te hoeven wonen. Democraten willen geen vriend­schap met een republikein aangaan en een groeiend deel van de bevolking denkt dat de helft van de natie uit slechte mensen bestaat.’

Temperatuurvraag

In Nederland heeft Harteveld de zogenaamde temperatuurvraag voor het eerst in 2019 en 2020 gesteld. Die vraag peilt de ‘affectieve polarisatie’ ofwel de gevoelsmatige afkeer van mensen met een ander standpunt. ‘Zelfs in die korte periode zie ik bij alle groepen de gevoelens ijziger worden. Dat is een teken dat de polarisatie is toegenomen. Een vergelijkbare vraag van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) laat ook een stijging zien tussen 2012 en 2018. Ik durf dus wel te stellen dat polarisatie iets is toegenomen de afgelopen jaren. Zijn we daarmee meer gepolariseerd dan ooit? Dat niet. We ervaren geen unieke opleving in polarisatie, op basis van historische data van het SCP.’

Ik denk dat we het punt voorbij zijn waar een beetje polarisatie goed is voor het debat

Eelco Harteveld

Oude enquêtes keken naar het aantal mensen dat aangaf iemand te haten om zijn of haar standpunt. Het percentage lag op negentien procent in de jaren zeventig, daalde naar elf procent in de jaren tachtig en bij een herhaling in 2018 kwam het uit op zestien procent. ‘Als je zegt dat polarisatie komt door internet en sociale media, dan kun je de jaren zeventig en tachtig niet verklaren. Het is niet zo dat de politiek met Den Uyl en Wiegel toen nergens over ging.’

Geen uitgesproken hekel

Volgens Harteveld stemt het overgrote deel van Nederland op centrumrechts en centrumlinks, en die hebben geen uitgesproken hekel aan elkaar. ‘De echte vijandigheid zit richting het radicaal-rechtse blok en omgekeerd. Die afkeer gaat diep, maar het is maar een relatief kleine groep. Over het algemeen zijn Nederlanders niet heel negatief over andere partijen. Ook in vergelijking met andere Europese landen scoren we laag. Pas als groepen in het midden sterk gepolariseerd zouden raken, kan dat dezelfde tegenstellingen opleveren als in de VS. Maar daar zijn geen aanwijzingen voor.’

Wantrouwen jegens elites

Zowel Harteveld als De Voogd merkt dat polarisatie in en rond de onderzoekswereld toeneemt. Harteveld ziet groeiend wantrouwen richting wetenschappers en kennis. Onderzoek laat zien dat vertrou­wen in kenniselites een kenmerk is geworden waarin Nederlanders onderling sterk verschillen. ‘Populisme draait om wantrouwen jegens elites, ook wetenschappelijke elites. Dat zie je bij discussies over corona en klimaatverandering.’ De Voogd denkt dat academische discussies rond internationalisering, verengelsing en diversiteit een groeiende afstand scheppen tussen de onderzoekswereld en de rest van de samenleving. ‘Universiteiten spiegelen zich in taal en diversiteit aan Amsterdam, New York of Kopenhagen, terwijl die mijlenver afstaan van Zeeland of Drenthe. Daardoor komt men soms met feiten die de samenleving niet herkent. Dat wringt.’

Polarisatie als zuurstof

We moeten niet proberen polarisatie uit te bannen, maar te ver doorschieten is ook gevaarlijk, volgens Harteveld. ‘Polarisatie is nodig als zuurstof in de politiek. Ik zie democratie als een teamsport: je hoort bij een groep en daarmee strijd je om macht, stemmen of beleid. Mensen gaan naar de stembus omdat ze vóór opvang van vluchteling-en zijn, maar ook omdat ze een beetje een hekel hebben aan partijen die daar tégen zijn. Dat hoort bij het spel. Toch kom je snel boven de sweetspot uit. Ik kan er geen getal op plakken, maar ik denk dat we het punt voorbij zijn waar een beetje polarisatie goed is voor het debat en de politieke betrokkenheid. Nu loop je het risico dat mensen elkaar gaan mijden op politieke onderwerpen of zelfs denken dat de ander verschrikkelijke bedoelingen heeft.’