Een voor allen of allen voor een

Om te zorgen dat schaars gemeenschapsgeld excellent onderzoek voortbrengt, verdelen wetenschapsfinanciers het geld via competitie. Maar wat als onderzoekers samen met stakeholders en financiers op grote thema’s prioriteiten stellen en fondsen verdelen?

Tekst : Marieke Buijs, beeld: Charlotte Helmer.

Her en der ontkiemen initiatieven om de competitie om te buigen naar samenwerking. Dit in de hoop dat een bundeling van budgetten per thema de rust en ruimte biedt voor het aanpakken van urgente problemen of het uitpluizen van complexe materie. Dan blijft de vraag wie bepaalt welke thema’s zo’n gebundelde aanpak verdienen en of er dan ook onderzoek buiten de boot valt. En nog controversiëler: verliezen we met die competitie niet ook de stimulans om te excelleren? Vanuit hun eigen wetenschappelijke praktijk geven vier onderzoekers hun visie.

‘Het beperken van de rampzalige gevolgen van klimaatverandering vergt een totale omslag in ons denken en handelen. We moeten ons opnieuw afvragen wat het goede leven is en waar we waarde aan hechten. Aan consumeren? Aan concurrentie? Of aan verbinding en samenwerking? De traditionele manier van onderzoeksgeld verdelen – via een wedstrijdje met het idee dat de beste dan wint – sluit daar niet bij aan. De publicatiedruk in die competitie belemmert wetenschappers aandacht te besteden aan het maatschappelijk inbedden van hun onderzoek.

Op dit moment hebben we niet per se de meest excellente solo-onderzoekers nodig, voor zover die überhaupt al kwamen bovendrijven in het oude systeem. We weten dat de uitstoot van broeikasgassen klimaatverandering veroorzaakt en dat we die uitstoot dus zo snel mogelijk moeten beteugelen. Nu moeten wetenschappers helpen die kennis te laten landen bij gemeentes, provincies, milieuorganisaties, boeren en anderen die deze transitie moeten verwezenlijken. We hebben, kortom, wetenschappers nodig die met elkaar én met die maatschappelijke organisaties samenwerken in onzekere transitieprocessen.

We hebben niet per se de meest excellente solo-onderzoekers nodig

Heleen de Coninck een van de drijvende krachten achter het Klimaatonderzoek Initiatief Nederland (KIN)

Met dat doel richten we nu het KIN op en zoeken we naar efficiënte, transparante en integere manieren om ons startbudget te verdelen. We hebben ruim driehonderd ideeën opgehaald die bijdragen aan allerlei systeemtransities. Hoe kunnen we de chemiesector verduurzamen? Hoe kan Nederland omgaan met zeespiegelstijging op de langere termijn? Vervolgens prioriteren we de vragen en schrijven interdisciplinaire teams van wetenschappers en maatschappelijke actoren de programma’s bij die vraagstellingen. Daarbij verdelen ze ook het budget en de mensuren. De begeleiders van de bijeenkomsten houden het maatschappelijk belang voor ogen. Dat kan ook betekenen dat wetenschappers een stapje terug doen als anderen beter in staat zijn de onderliggende vraag te beantwoorden. In het oude systeem zijn decennialang wetenschappers geselecteerd die goed kunnen concurreren. Toch denk ik dat zo’n initiatief als dit de mensen trekt die het gedeelde belang voorop stellen.’

‘Het verdelen van beperkt onderzoeksbudget via de huidige aanvraagprocedures kost veel tijd en energie. Zowel van aanvragers als van de mensen die de financiering toekennen. We kunnen het ons niet langer veroorloven die tijd te verspillen. Daarvoor zijn de grote problemen van deze tijd zoals klimaatverandering, het verlies van biodiversiteit, de toenemende ongelijkheid en de vergrijzing te urgent. De selectie moet effectiever.

Enkele jaren geleden werd ik met andere wetenschappers uit allerlei disciplines opgesloten in een hotel. We kregen een aantal dagen om samen een voorstel te schrijven voor onderzoek naar duurzame voedselsystemen. Na een paar dagen hadden we een goed voorstel en afspraken over de onderlinge verdeling van de financiering. Dat staat niet in verhouding tot de tijd die met een reguliere aanvraag gemoeid is. Maar het gaat niet alleen om de efficiëntie. Financieringssystemen moeten ook interdisciplinaire samenwerking aanwakkeren.

We kunnen het ons niet langer veroorloven tijd te verspillen

Hans de Kroon, hoogleraar plantenecologie aan de Radboud Universiteit

Op het gebied van biodiversiteit weten we wat de grootste boosdoeners zijn: grondgebruik door de mens, stikstof, pesticiden en de vervuiling van oppervlaktewater. De opgave is die inzichten te laten doordringen tot de praktijk. Op steeds meer plekken experimenteren boeren met landbouw die de natuur minder belast. Wat beweegt hen en hoe kunnen we die initiatieven opschalen? Om daar grip op te krijgen, voor heel Nederland en uiteindelijk heel Europa, heb je de bijdragen van economen, sociologen, juristen, planologen en vele anderen nodig. Dat vereist grote, langdurige onderzoeksprogramma’s met een flink budget. We moeten als wetenschappers, financiers en stakeholders samen bepalen welke thema’s zo’n hap uit de ruif verdienen. Daarbij hoeft fundamenteel onderzoek niet buiten de boot te vallen, als het zich maar toespitst op de uitdagingen van nu. Zo ontbreken de fundamentele ecologische inzichten om te voorspellen hoe herstel van biodiversiteit onder klimaatverandering zal verlopen. Zo’n nieuwe aanpak in financiering vergt ook een andere rapportage van onderzoekssucces. Publicaties in de meest toonaangevende wetenschapsbladen zijn daarbij niet langer het belangrijkste, maar juist de bijdrage die onderzoek levert aan het oplossen van problemen.’

‘Ik spreek ook als bestuurder als ik zeg: er is altijd meer onderzoek dan beschikbaar budget. Dat is een fact of life. Je moet keuzes maken. Dat financiers daarbij focus aanbrengen, is begrijpelijk en toe te juichen. Dat levert uiteindelijk meer op dan springen van het ene korte project naar het volgende. Wetenschap is per definitie complex, daar is tijd voor nodig. Wij ondervonden dat toen we tweeduizend jaar oude manuscripten analyseerden met behulp van kunstmatige intelligentie. Het vergt veel menskracht een computer te leren omgaan met incomplete informatie uit halfvergane manuscripten. Maar uiteindelijk hebben we een waardevolle methode ontwikkeld om ruis van data te scheiden en complexe beeld- en schriftanalyses te doen. Het voorbeeld illustreert ook dat focus op bepaalde thema’s, zoals klimaatverandering of AI, absoluut niet wil zeggen dat sociale of geesteswetenschappelijke disciplines buitenspel staan.

Dat financiers focus aanbrengen is begrijpelijk en toe te juichen

Mladen Popović, hoogleraar Oude Testament en het antieke Jodendom

Zonder geesteswetenschappelijke input zou de AI in ons project minder goed zijn. Ook kunnen de humaniora een belangrijke bijdrage leveren aan kritische reflectie op onze relatie met digitalisering. En de sociale wetenschappen zijn van ongekend belang als het gaat om grip op de gedragsverandering die nodig is om bijvoorbeeld het verlies aan biodiversiteit tegen te gaan. Die moet je dus van meet af aan bij zulke projecten betrekken. Naast de nodige prioritering in de financiering is het verstandig ruimte – ook als die beperkt is – over te laten voor onderzoek dat nu misschien niet zo relevant lijkt, maar dat ineens toch kan zijn. Denk aan het Ruslandonderzoek en de slavistiek die op een laag pitje stonden tot de oorlog in Oekraïne uitbrak. Die verdeling tussen focus en wat daarbuiten valt, vergt balanceerkunst van financiers. Het is aan wetenschappers om onderling te bepalen welke thema’s nu prioriteit hebben, aangezien zij het beste inzicht hebben in kennishiaten. Ze moeten die keuzes wel kunnen verantwoorden aan politici, als vertegenwoordiging van de burgers die het onderzoeksgeld opbrengen.’

‘Soms lijkt samenwerking een doel op zich en dat komt de output niet altijd ten goede. Ik werkte mee in onderzoeksprojecten waarbij een maatschappelijke financier samenwerking van bovenaf probeerde op te leggen. Maar het heeft geen zin om bijvoorbeeld drie cardiologen bij elkaar te brengen. Zij denken vaak hetzelfde over een probleem en kunnen ook nog eens concurrenten zijn voor onderzoeksgeld. Dat zit de synergie in de weg. Bovendien zijn die geforceerde constructies vaak onwerkbaar. Bijvoorbeeld omdat promovendi bij drie universiteiten zijn aangesteld en drie verschillende begeleiders hebben. De administratieve rompslomp en afstemming die daarbij komt kijken, belemmeren het daadwerkelijke onderzoek. De competitie rond persoonsgebonden beurzen is inderdaad niet ideaal. Je merkt dat collega’s de kaarten voor de borst houden als ze met een aanvraag bezig zijn. Niet gek, want iedereen wil zijn eigen kansen optimaliseren door een origineel idee aan te dragen. Maar die gesloten houding belemmert ons met elkaar mee te denken, wat het onderzoek ten goede kan komen. Toch denk ik dat die persoonsgebonden beurzen zinnig zijn. Je hebt immers de ruimte nodig je eigen expertise en onderzoeksomgeving op te bouwen voordat je anderen iets te bieden hebt. Samenwerking over de grenzen van disciplines heen kan heel waardevol zijn, mits de inhoud leidend is.

Persoonsgebonden beurzen geven je de ruimte je eigen expertise op te bouwen

Natasja de Groot , cardioloog en hoogleraar elektrofysiologie

Binnen Medical Delta werken ziekenhuizen, universiteiten, hogescholen en bedrijven samen aan medisch-technische vraagstukken. Daarbij werken we doorgaans met twee hoofdonderzoekers samen aan subvragen binnen een onderzoeksproject. Zo is de samenwerking behapbaar en zinvol. Ik wil achterhalen hoe het komt dat kinderen met een aangeboren hartafwijking vaak een hartritmestoornis ontwikkelen die hun kwaliteit van leven ernstig aantast. Maar om daar te komen, moest ik eerst de geleiding kunnen meten in het kinderhart, iets wat niet eerder is gedaan. Daarvoor zocht ik de samenwerking met een ingenieur op het gebied van signaalverwerking, die vervolgens een micro-elektronica-expert inschakelde om een bepaald onderdeel van het meetinstrument te maken. Tot slot hebben we ook patiënten betrokken bij het onderzoek. Zo slaagden we erin de eerste metingen ter wereld aan het kinderhart te doen. Iets wat ik in mijn eentje nooit voor elkaar had gekregen.’

Abstracte voorstelling van: verschillende vormen in optocht naar een windtubine