Kennis en de kamer

Vandaag iets beweren kan morgen krantenkoppen of zelfs zetels opleveren, denkt de politicus. Zonder kennis over gisteren en visies op morgen kunnen we geen onderbouwde keuzes maken, vindt de wetenschapper. Hoe brengen we die verschillende werelden bij elkaar? ‘Wetenschappers kunnen het politici makkelijker maken om het over de lange termijn te hebben.’

In de Haagse snelkookpan van problemen, partijbelangen, plannen en bijbehorende prijskaartjes regeert de korte termijn. Terwijl voor de grote maatschappelijke vragen vooruitkijken of terugkijken heilzaam is. Corien Prins, voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), spant zich in om hier de balans in te vinden. Toen ze eerder dit jaar de Stevinpremie kreeg, werd ze geroemd als een ‘geboren verbindingsofficier’ tussen academisch onderzoek en overheidsbeleid. ‘Nou, ik weet niet of ik een officier ben, maar ik probeer inderdaad altijd de verbinding te leggen tussen wetenschap en beleid’, vertelt Prins, hoogleraar recht en informatisering in Tilburg. ‘Je kunt als wetenschapper niet zomaar je resultaten over de schutting gooien. Verdiep je in de behoeften van beleidsmakers.’

Goedgevulde gereedschapskist

Zorgen dat de juiste expertise in huis is en verder vooruitkijken naar wetten die eraan komen, zijn bijvoorbeeld behoeften van de Tweede Kamer. Dat betoogde althans een werkgroep onder leiding van Kees van der Staaij (SGP), die eind 2021 een rapport schreef over manieren waarop de Kamer haar functioneren kan verbeteren. Daar hoort ook bij dat Kamerleden meer oog hebben voor de toekomst en niet alleen inspringen op de nieuwsberichten van de dag. Ook kunnen ze minder debatteren over incidenten en meer over de grote thema’s.
De werkgroep kwam er mede naar aanleiding van misstanden die blootlegden dat het parlement de wetgevende en controlerende taken onvoldoende invulde. Het rapport gaat expliciet in op mogelijkheden om kennis uit de wetenschap beter te benutten. Bij het aanbieden aan Kamervoorzitter Vera Bergkamp stelde Van der Staaij dat ‘er al een goedgevulde gereedschapskist is, maar dat het werk beter en slimmer moet worden georganiseerd en dat parlementaire instrumenten gerichter moeten worden ingezet.’

Onder vuur

Een van die instrumenten is bijvoorbeeld de wetenschapstoets, die het parlement bij het behandelen van een kabinetsvoorstel kan inzetten. VVD-Kamerlid Judith Tielen legt uit hoe die toets werkt: ‘Als parlement krijgen we een enorme hoeveelheid voorstellen vanuit de regering, gebaseerd op een paar zinnen in een coalitieakkoord. Die moeten we kritisch bekijken. Kloppen de feiten? Is een plan effectief, doelmatig en doeltreffend? De organisatie Parlement & Wetenschap levert dan een shortlist van wetenschappers op een bepaald terrein. Als Kamer kiezen we twee heel verschillende wetenschappers die een beleidsbrief voor ons ontleden. En dan geen deskundigen die hun mening ook in de media verkondigen.’ Tielen noemt de wetenschapstoets heel waardevol. ‘Het verrijkt altijd: vaak blijkt dat er informatie ontbreekt in een beleidsbrief en je hoort van interessante studies waarvan je het bestaan niet wist. Ik waardeer het enorm dat wetenschappers willen meewerken. Want ik realiseer me dat ook zij tegenwoordig onder vuur kunnen komen te liggen, op sociale media bijvoorbeeld.’
Het VVD-Kamerlid is naar eigen zeggen ‘dol op innovatie’. ‘Dan heb je de wetenschap nodig om te kijken of iets echt werkt. Maar ik doe mijn kennis op uit veel meer domeinen, bijvoorbeeld uit gesprekken met beroepsverenigingen. Als politicus zoek je naar wat werkt en waarmee je kunt onderbouwen wat jij wil en wat bij jouw politieke ideologie past. Wetenschap is ook gekleurd. Het leidt nooit tot dé waarheid, maar levert wel objectieve inzichten op. Overigens spreken we als politici vaak een heel andere taal dan wetenschappers of ambtenaren.’

Juich het als wetenschapper toe als er vragen komen vanuit beleid of parlement

WRR-voorzitter Corien Prins

Blinde vlekken agenderen

‘Wetenschappers moeten een taal spreken die begrijpelijk is voor beleidsmakers en politici’, zegt Prins daarover. ‘Zelfs voor burgers. Wij hebben bij de WRR de term “doenvermogen” geïntroduceerd. Het blijkt dat burgers best weten wat ze moeten doen, maar ze weten vaak niet hoe. Ons pleidooi was dat beleid wordt getoetst aan de vraag of het voor burgers doenlijk is. Deze toets is inmiddels geïntroduceerd.’ Om hun resultaten goed voor het voetlicht te brengen, moeten wetenschappers volgens Prins ook leren op het juiste moment onderwerpen te agenderen. ‘Ook als die niet op de politieke agenda staan. Er kunnen blinde vlekken zijn. Als WRR proberen we dat en soms lukt het. Zo hebben wij het belang van klimaatrechtvaardigheid onder de aandacht kunnen brengen.’ Wetenschappers kunnen daarbij leren van de timing in de beleidswereld, zei demissionair minister Dijkgraaf van OCW recentelijk. ‘Want hun advies komt vaak óf te vroeg óf te laat. Het gebeurt zelden op het juiste moment, wanneer de kwestie nog volop speelt in de politieke wereld en het beleid nog vloeibaar is. Dat is juist het moment voor wetenschappers om de brug te bewandelen en hun bevindingen te delen.’

Wat is precies de uitdaging?

Niet alleen taal en timing zijn van belang, het gaat uiteraard ook om het stellen van de juiste vragen. Prins: ‘Wat is precies de uitdaging waar het om draait? Zo kreeg de WRR bijvoorbeeld het verzoek om de financiële houdbaarheid van de zorg te onderzoeken. Wij vroegen ons af of het daar werkelijk om ging of dat er meer aan de hand was. Dat bleek het geval. Het ging om de financiën, maar ook om de professionals aan het bed, ofwel de personele houdbaarheid. Daarnaast bleek ook de maatschappelijke houdbaarheid relevant: het draagvlak in de samenleving voor ons zorgstelsel en de premies die mensen moeten betalen. Wat ik óók wil zeggen met dit voorbeeld is dat de politiek de wetenschap kan inzetten om een vraag scherp te krijgen.’ Maar zit een politicus wel te wachten op gesteggel over de vraag? Tielen: ‘Natuurlijk willen veel politici het liefst een kraakhelder antwoord. Maar echte nieuwsgierigheid is ook in de politiek veel waardevoller. Een gesprek waarin wetenschap en politiek hun kennis delen en op zoek gaan naar antwoorden, is in zo’n geval heel bevredigend.’

Duizelend hoofd

Terug naar de bestaande instrumenten waarover het parlement beschikt. Want daar zijn er meer van, verheldert Tielen, zoals briefings en rondetafelgesprekken met wetenschappers. ‘Zulke activiteiten kosten wel veel tijd. Vorig jaar hadden we bijvoorbeeld een hele dag met gesprekken over pandemische paraatheid, ook met wetenschappers. Daar kwam ik met een duizelend hoofd uit. Je kunt op dat moment niets met al die informatie, maar in de maanden erna was ik heel blij die informatie te kunnen gebruiken bij debatten over het langetermijnbeleid.’ Prins ziet het als taak van wetenschappers om de focus meer richting die lange termijn te verplaatsen. Tijdens de coronapandemie was dat heel ingewikkeld. ‘In het tijdschrift Nature stond toen een artikel over coronascenario’s. Op basis daarvan hebben wij als WRR vijf scenario’s ontwikkeld voor politici en beleidsmakers. Van een griep-plus-variant tot een worst-case scenario. Scenario’s waarin zij zich konden verplaatsen en die hen in staat stelden over de noodzakelijke maatregelen na te denken. Het is een manier waarop je het als wetenschappers voor de politiek makkelijker maakt om het over de lange termijn te hebben. De politiek kan op basis daarvan weer nieuwe vragen stellen.’

Als politicus zoek je naar onderbouwing voor wat jij wil en wat bij jouw politieke ideologie past

VVD-Tweede Kamerlid Judith Tielen

Politieke krachten voeden

Een ander voorbeeld is de opkomst van kunstmatige intelligentie die nu veel vragen oproept. Prins: ‘Het is een nieuwe systeemtechnologie en we weten niet wat die brengt. Wij hebben op basis van historische analyses naar soortgelijke ontwikkelingen in het verleden gekeken.
Dan zie je dat ook de komst van de elektriciteit en de stoommachine systeemtechnologieën waren waar samenlevingen mee moesten omgaan. Zo kun je ook leren van het verleden, lange lijnen trekken en op die manier voorbij de korte termijn kijken.’ De wetenschap als honest broker, die alle politieke krachten kan voeden met de meest recente inzichten om beslissingen in de Tweede Kamer op te baseren’, zo omschreef Dijkgraaf die rol. ‘Op grote onderwerpen als klimaatverandering heeft de overheid in het verleden ook niet altijd met de gewenste urgentie gehandeld. Hoe kunnen we met grote snelheid door de mist rijden zonder het radarscherm van de wetenschap?’

Stand van de wetenschap

Prins ziet dat er over en weer kritiek is, maar blijft optimistisch en pleit voor wederzijds respect en nieuwsgierigheid. ‘Het is te makkelijk om commentaar te hebben op politieke partijen. Ik snap het wel, ze doen soms aan cherry picking uit wetenschappelijke rapporten. Maar politici willen hun dromen en idealen uitdragen. De wetenschap kan hen daarin ook faciliteren. Juich het toe als er vragen komen vanuit beleid of parlement.’ Omgekeerd begrijpt ze ook de kritiek op wetenschappers. ‘De politiek ziet dat er verschillende meningen zijn en dat er bij talkshows individuele wetenschappers zitten met tegengestelde opvattingen. We zullen duidelijker de algemene stand van de wetenschap moeten uitdragen. De kennis van de wetenschap is wat anders dan de kennis van de wetenschapper.’

Parlement & Wetenschap

Via het samenwerkingsverband Parlement & Wetenschap krijgen wetenschappelijke inzichten een prominentere plaats in het parlementaire proces. Dat gaat bijvoorbeeld via het leveren van overzichten met wetenschappers die kennis hebben van een bepaald onderwerp (een netwerkverkenning), maar ook met wetenschappelijke factsheets, wetenschapstoetsen, ontbijtbijeenkomsten met wetenschappers en politici, minisymposia en monitoring van onderzoeksnieuws. De Tweede Kamer en zes nationale wetenschapsorganisaties trekken samen op in het initiatief. www.parlementenwetenschap.nl.

Beeld: Studio Faund