Carrière binnen/buiten de academie

Het is bijna dagelijks in het nieuws: de grote personeelstekorten in vrijwel elke sector. Ook op de wetenschappelijke arbeidsmarkt piept en kraakt het. Onderzoeksinstellingen concurreren meer dan ooit met andere werkgevers. Is de klassieke rechttoe-rechtaan-carrière binnen de wetenschap op z’n retour?

Tekst: Joop Daggers en Emma van der Deijl,  beeld: Vijselaar en Sixma

Een gesloten bolwerk, strakke hiërarchische lijnen, moeilijk om een vaste aanstelling te krijgen. Maar ook: eenmaal erin is nooit meer eruit – en vice versa. Het beeld van de academische arbeidsmarkt is van oudsher radicaal anders dan in andere sectoren. ‘De universitaire sector heeft het imago weinig dynamisch te zijn’, schreef het Rathenau Instituut in 2013. ‘Dat komt doordat de hogere rangen bij universiteiten vrijwel dicht zitten en jonge wetenschappers betrekkelijk weinig ruimte hebben voor een carrière binnen de wetenschap. En dan is er ook nog het beeld dat de weg naar de top vooral intern plaatsvindt: eenmaal uit de academie gestapt kun je een wetenschappelijke carrière wel vergeten.’

Krapte als nooit tevoren

Maar dat beeld is in rap tempo aan het veranderen, constateert Ton Wilthagen. De Tilburgse hoogleraar institutionele en juridische aspecten van de arbeidsmarkt heeft het dit hele jaar al uitzonderlijk druk met mediaoptredens om het grote tekort aan werknemers in alle sectoren te duiden. Want dát er een tekort is, lijdt geen twijfel. Arbeidsmarktadviseur Jeroen van den Berg van UWV zei dit voorjaar dat er momenteel ‘een krapte op de arbeidsmarkt heerst die we nog nooit hebben gezien’. Het grote gebrek aan arbeidskrachten doet zich volgens de uitkeringsinstantie voor in een groot deel van het land en in alle beroepsgroepen. Het CBS berekende dat er dit voorjaar per honderd werkzoekenden 143 vacatures open stonden. Daarbij is het totale aantal openstaande vacatures hoger dan ooit tevoren, terwijl het aantal werklozen sinds 2003 niet meer zo laag is geweest.

Integreren met andere markten

In alle discussies ziet Wilthagen maar weinig aandacht voor de specifieke problemen waarmee de wetenschappelijke wereld worstelt bij het openstellen en invullen van vacatures. Misschien is dat niet zo gek. ‘De academische arbeidsmarkt is aan het normaliseren. Wetenschappelijke loopbanen zijn meer hybride geworden en de poort naar andere sectoren staat veel verder open. Logisch dat onze arbeidsmarkt ook verder integreert met andere markten.’ De klassieke rechttoe-rechtaan-carrière in de wetenschap lijkt dan ook al enige tijd op z’n retour. In vergelijking met tien jaar geleden is er nu meer aandacht voor wat een wetenschappelijke carrière precies behelst. Wilthagen: ‘Alle drie de kerntaken – onderwijs, onderzoek en impact – moet je volledig waarderen, anders doe je mensen te kort. En dat zien we ook terug in hoe loopbanen zich ontwikkelen.’

Opgesloten in het keurslijf

Ook speelt mee dat jongeren in het algemeen anders naar werk kijken dan voorheen. Ze hebben andere verwachtingen, bijvoorbeeld over de balans tussen werk en privé. Wilthagen ziet dat ook bij promovendi. Die reageren aarzelend op de vraag hoe ze hun wetenschappelijke loopbaan voor zich zien en voelen zich soms opgesloten in het keurslijf van hun baan of onderzoeksonderwerp. Waar de oudere generatie wetenschappers gedijt in het klassieke carrièrepad, stappen jongeren minder makkelijk in het ‘standaardformat’. Zij zien promoveren volgens Wilthagen vaker als een manier om interessant te zijn voor werkgevers buiten de wetenschap. En ze willen activiteiten binnen hun baan combineren met persoonlijke ontwikkeling.

Jonge onderzoekers willen meer vrijheid en leggen hun pad liever niet vast

- Ton Wilthagen, hoogleraar arbeidsmarkt, Tilburg University

‘Vroeger was het project al bedacht, de vragenlijsten lagen klaar en je kon er zo instappen. Dat doen we niet veel meer. Jonge onderzoekers willen meer vrijheid en leggen hun pad liever niet voor langere tijd vast.’ Dat past in de ontwikkeling van het aantal promovendi dat na het promotietraject blijft werken bij de universiteit of het UMC. Waar dat volgens cijfers van het Rathenau Instituut in 2014 nog veertig procent van de gepromoveerden was, is dat in 2021 gedaald naar ruim dertig procent.

Een derde oorzaak is dat de wetenschap zelf ook is veranderd. Wilthagen: ‘De hele keten van fundamenteel onderzoek naar cocreatie en toepassing is meer één geheel geworden. Het komt steeds minder voor dat fundamenteel onderzoek geen enkele link heeft met toepassing.’ Wilthagen noemt dat een goede ontwikkeling. ‘Maar ik behoor dan ook niet tot de groep die bang is dat dit ten koste gaat van fundamenteel onderzoek. Wetenschappers zouden meer open moeten staan voor logische samenwerkingen met andere sectoren. We hebben academische vrijheid, maar we mogen dat niet verwarren met academische vrijblijvendheid.’

Onderwijsinstellingen hebben te weinig ruimte om mee te bewegen met de markt

Ton Wilthagen, hoogleraar arbeidsmarkt, Tilburg University

Terwijl de weg naar het bedrijfsleven of maatschappelijke organisaties gevonden wordt, groeit ook de samenwerking tussen wetenschappers uit verschillende vakgebieden. Het idee van interdisciplinariteit en ‘team science’ wordt steeds meer benadrukt, ook door NWO en KNAW. Wilthagen zag tot voor kort nog enige gereserveerdheid, bijvoorbeeld omdat er geen tijdschriften zijn voor interdisciplinair onderzoek. ‘Interdisciplinaire carrières werden daarom gezien als risicovol. Dat is nu wel anders. En dat is maar goed ook, grote opgaven kunnen we niet vanuit één discipline oplossen.’

Meebewegen met de markt

De ‘normalisering’ van de wetenschappelijke arbeidsmarkt betekent wel dat onderzoeksinstellingen meer dan vroeger concurreren met andere werkgevers. Wilthagen: ‘Maar onderzoeksinstellingen zitten erg vast in de cao, over arbeidsvoorwaarden is meestal niet te onderhandelen. Daardoor hebben HRM-afdelingen weinig speelruimte om talenten van buiten te bieden wat nodig is.’ Al in 1996 werd dat als problematisch gezien, wat ertoe leidde dat de ambtelijke status van wetenschappers werd afgeschaft. Wetenschappers moesten breder inzetbaar worden, omdat ‘het werk van de universiteiten veel marktelementen bevat’, zei toenmalig VSNU-voorzitter Rien Meijerink. Toch is er nog steeds te weinig ruimte om mee te bewegen met de markt, ziet Wilthagen. En dat in een tijd waarin het aantal vacatures voor wetenschappelijke functies hard groeit. Dat beeld verschilt overigens wel per vakgebied. Een belangrijk kenmerk is dat de academische arbeidsmarkt divers is, of zoals Wilthagen het noemt: veelkleurig.

Na een jaar in vaste dienst

Veelkleurig of niet, de contractvorm van wetenschappelijk personeel blijft in alle disciplines een belangrijk punt van discussie. Wilthagen noemt het grote aantal tijdelijke contracten ‘exemplarisch voor de academische arbeidsmarkt’. Het ligt ver boven het landelijk gemiddelde en is één van de belangrijkste thema’s van protestbeweging WO in Actie. De aanhoudende aandacht voor het onderwerp heeft wel voor vooruitgang gezorgd. Zo wisten vakbonden vorig jaar de afspraak te maken dat universitair docenten, hoofddocenten en hoogleraren die al een contract hebben, na één jaar in vaste dienst komen. Jan Boersma, bestuurder van FNV Onderwijs & Onderzoek, zei destijds daarover: ‘Dat is echt een cultuuromslag bij universiteiten. Hierdoor zien in 2021 zo’n achthonderd wetenschappelijk personeelsleden hun tijdelijke baan omgezet worden in een vast contract.’

Buiten spelen

De wetenschap is een stuk opener en meer hybride geworden. De academische arbeidsmarkt staat dan ook meer in verbinding met andere sectoren. Heeft een loopbaan in de wetenschap daarmee ook minder aanzien gekregen? Nee, meent Wilthagen. ‘Het aanzien is nog steeds hoog, er is vertrouwen. De status van een wetenschappelijke carrière is weliswaar vooral binnen de wetenschap groot, maar de toegevoegde waarde en specifieke vaardigheden van een academicus worden ook buiten de wetenschap gezien. Je kunt op veel plekken terecht.’

Waar een paar jaar ‘buiten spelen’ vroeger werd gezien als een verspilde kans op het pad richting hoogleraarschap, zien veel onderzoekers dat nu anders, constateert Wilthagen. ´Denk bijvoorbeeld aan de positie van lector: leek dat eerder nog wel eens tweede keus, door de steeds sterkere brug tussen onderzoek en praktijk wordt die rol almaar belangrijker. Mijn advies: ga die dingen doen waar je goed in bent, op welke positie dan ook. De poorten staan wijd open voor wetenschappers.’

Miniatuurpoppetje en magneet