De kortste weg van inzicht naar verandering

Dát wetenschap belangrijke antwoorden kan geven op grote vragen uit de samenleving, staat buiten kijf. Maar hoe zorg je ervoor dat nieuwe kennis en innovaties hun weg naar die samenleving soepel vinden? Met andere woorden: is impact te sturen? En omgekeerd: hoe voorkom je als wetenschapper dat de praktijk jou gaat sturen in plaats van andersom? ‘Je moet als onderzoeker het veld met overwicht en overzicht kunnen bespelen.’

Glasobjecten, bol, kubus en driehoek gevuld met kleurrijke vloeistoffen

Tekst: Edo Beerda, Beeld: Van Santen & Bolleurs

Het idee van de klimaatbestendige ‘levende dijk’ is alleen al door zijn eenvoud aantrekkelijk: begroeide, buitendijkse kwelders hebben een sterk remmend effect op golven, waardoor de dijken die erachter liggen veel minder krachten te verstouwen krijgen. Prachtig nieuws natuurlijk in een tijd van zeespiegelstijging en megastormen door klimaatverandering. Wetenschappers van de Universiteit Twente onderzoeken de potentiële innovatie niet alleen door metingen en praktijkproeven, maar ook door middel van samenwerking in een groot consortium. ‘We willen de levende dijk daadwerkelijk aanleggen’, zegt projectleider en waterbouwkundige Bas Borsje. ‘Dat lukt alleen als anderen meedoen, zoals vergunningverleners, Rijkswaterstaat, natuurorganisaties, bewoners en baggeraars. Daarom praten zij vanaf het begin mee.’ Gezamenlijk zorgen ze ervoor dat het eerste stuk dijk over vijf jaar af is, op een afgekeurd dijktraject in Friesland. Impact vooraf gegarandeerd dus.

Slinger komt terug

Samenwerking met andere onderzoekers en partners uit de praktijk moet maatschappelijke doorbraken opleveren. ‘Feitelijk grijpen we hiermee terug op vroeger’, zegt Barend van der Meulen, hoogleraar institutionele aspecten van het hoger onderwijs aan de Universiteit Twente. Hij constateert dat sinds de jaren zestig publiek gefinancierd praktijkonderzoek steeds verder is afgebouwd. De slinger komt nu weer terug. Niks bijzonders dat we willen dat duur onderzoek de maatschappij iets oplevert. Tegelijkertijd hebben wetenschappers ruimte en vrijheid nodig voor nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek, zoals bijvoorbeeld Nobelprijswinnaar Ben Feringa betoogt (zie pagina 3), omdat dát ons voorbij de grenzen van het huidige weten brengt. Is sturen op impact in dat licht wel zo’n goed idee? ‘Die formulering stoort me. Het klinkt alsof iemand vanachter een controletafel bepaalt wat er allemaal gebeurt’, zegt Van der Meulen. ‘Impact wordt niet door één individu of één afzonderlijk project gerealiseerd. Het draagt bij aan kennisopbouw. Dat geeft weer inzicht in wat gedaan kan of moet worden. Bovendien zul je jezelf als onderzoeker ook moeten laten sturen door de overwegingen van de maatschappelijke actoren die je bij je onderzoek betrekt.’

Gemiddeld acht jaar

Impactgericht werken ligt per definitie dichter bij het beroepsonderwijs, constateert Margo Brouns, lector versterking impact praktijkgericht onderzoek bij Fontys Hogeschool. ‘Concrete vraagstukken van de praktijkpartners zijn het startpunt in alle hbo-onderzoeken.’ Dat betekent niet dat elk onderzoek zo maar tot snelle praktijktoepassingen leidt. In de hbo-wereld gaat impact maken soms even langzaam als in de universitaire wereld. Fundamentele veranderingen als gevolg van nieuwe inzichten komen volgens sommige internationale studies pas na gemiddeld acht jaar. Instituties, beleidsmakers en wetgevers hebben nu eenmaal tijd nodig om ruimte te geven aan vernieuwing. ‘Daarom hebben we de eindgebruikers vanaf het begin betrokken’, zegt Borsje. Lastig? ‘Zeker. Je moet elkaars taal leren spreken. Dat valt niet mee als het niet alleen om waterbouwkundigen, maar ook bestuurskundigen, boeren en ecologen gaat. En om partijen die hier miljoenen aan kunnen verdienen.’

Niet-vrijblijvende relatie

Hoe blijf je als onderzoeker overeind in deze dynamiek? Volgens Brouns is de onderzoeker verantwoordelijk voor de kwaliteit, betrouwbaarheid en de gebruikswaarden van de onderzoeksresultaten. ‘Onderzoekers ontwikkelen samen met externe partners kennis en tools die aansluiten bij de concrete vragen. De daadwerkelijke maatschappelijke verandering is vooral de taak van gemeenten, burgers en bedrijven.’ Wel constateert ze dat onderzoekers die diepgaande veranderingen willen bewerkstelligen ‘moeten acteren in een netwerk van afhankelijkheden’. Eén factor noemt ze doorslaggevend voor het genereren van impact: om gebruik van kennis te realiseren, is een niet-vrijblijvende en duurzame relatie met externe partners van cruciaal belang.

Leefwereld en taal van de ander

Als de onderzoeker niet alleen zelf stuurt, maar ook wordt gestuurd, hoe voorkom je dan dat je onafhankelijke status in het gedrang komt? Brouns constateert dat onafhankelijkheid vooral zit in de methodiek. ‘In de praktijk is inhoudelijke onafhankelijkheid helemaal niet mogelijk voor wie impact wil. Daarvoor zul je je moeten verbinden met de leefwereld en taal van de ander.’ Wat ook weer een risico in zich draagt, want voor je het weet fungeert al gauw een klein groepje actieve, goedgebekte burgers als de sturende partij. En wat nu als de sturende partij niet een burger is, maar een bedrijf of overheid? Op zichzelf is ook dat geen principieel probleem, denkt Brouns. ‘Alles draait uiteindelijk om de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de onderzoeksgegevens.’ Dat is ook de ervaring van Borsje. ‘Een waterschap gaat anders om met het advies van een wetenschapper dan met het advies van een consultancybureau. Wij worden als objectief gezien.’ Of dat terecht is? Lastig te zeggen, geeft hij toe. Brouns vult aan: ‘Harde onderzoeksdata zijn alleen bruikbaar na duiding. Je moet altijd interpreteren en daar ligt een groot grijs gebied. Hiermee kneed je naar de verstaander. Is dat manipuleren? Ik denk het niet, maar het is een ingewikkeld proces. Het vraagt andere vaardigheden van de onderzoeker.’

Impliciete aannames

Sommige onderzoekers kunnen ook inventief zijn in sturen, constateert Van der Meulen. Misschien niet zo gek, want welke onderzoeker wil nou niet mee-eten uit de goedgevulde subsidieruif van bijvoorbeeld de Nationale Wetenschapsagenda. ‘Ik ben wat sceptisch geworden als onderzoekers in de pers claimen dat een doorbraak in hun onderzoek zal leiden tot betere behandeling van bepaalde ziektes. Als ik zo’n bewering zes jaar later bij een onderzoeksaanvraag weer tegenkom denk ik: wat heb je in de tussentijd echt gedaan om de belofte waar te maken?’ Soms zijn dergelijke vroege jubelende beloftes van gezondheidswetenschappers gebaseerd op impliciete aannames die niet altijd overeenkomen met wensen, behoeften en zorgen van gebruikers, constateert Lotte Krabbenborg, onderzoeker science in society aan de Radboud Universiteit. ‘Het bleek bijvoorbeeld dat de implementatie van een digitale chip voor het op afstand meten van de lithiumspiegel van mensen met een bipolaire stoornis minder eenvoudig was dan vooraf gedacht. Wetenschappers wilden patiënten meer grip geven op hun leven en hen de gang naar het ziekenhuis vijf keer per jaar besparen. Maar veel patiënten bleken juist waarde te hechten aan het ziekenhuisbezoek en het gesprek met de psychiater. Dat laat zien hoe belangrijk het is om in een vroeg stadium met zo veel mogelijk partijen te praten om tot beter geïnformeerde besluitvorming te komen.’ Krabbenborg vindt investeren in relatiemanagement een belangrijke taak voor een onderzoeker die impact wil realiseren. Netwerken dus? ‘Ja, maar als ik aan tafel zit met een farmaceutisch bedrijf, maak ik wel direct duidelijk dat ik niet hun consultant ben.’

De vraag om impact moet ander onderzoek niet verdringen

Barend van der Meulen, hoogleraar institutionele aspecten van het hoger onderwijs. UT

Uiteenlopende belangen

Margo Brouns verwondert zich erover dat er geen duidelijke gedragsregels bestaan voor impact-georiënteerd onderzoek. ‘Onderzoekers worstelen er nog mee hoe ze moeten omgaan met de – vaak zeer uiteenlopende – belangen van de praktijkpartners. Je moet het veld met overzicht en overwicht kunnen bespelen. Dat is ongelooflijk ingewikkeld. De benodigde vaardigheden komen meestal niet aan bod in de opleiding tot onderzoeker.’ Binnenkort gaat ze daarom in kaart brengen welke kwalificaties onderzoekers hiervoor nodig hebben. ‘Ze moeten sowieso reflexief kunnen omgaan met taal, belangentegenstellingen, maatschappelijke druk en – in geval van bedrijven – intellectueel eigendom’, somt ze op. ‘Die kwalificaties helpen onderzoekers om ook change master te worden als maatschappelijke impact leidend is.’ Moet dan werkelijk alle onderzoek nut en impact hebben? ‘Zeker niet’, vindt Van der Meulen. ‘De vraag om impact moet ander onderzoek niet verdringen. Ga niet verwachten dat astronomie nut gaat opleveren. De verwondering die de schoonheid van dergelijk onderzoek oproept, heeft grote waarde. Ook zonder ontdekking van leven op een andere planeet.’