Michelle Achterberg: ‘De mooiste ideeën komen uit interdisciplinair onderzoek.’

Dagelijks krijgen kinderen te maken met sociale afwijzing, bijvoorbeeld wanneer een vriendje of vriendinnetje niet reageert op een berichtje of wanneer ze worden afgewezen op uiterlijk, kleding of achtergrond. ‘Sociale interacties zijn altijd belangrijk geweest maar komen tegenwoordig veel meer voor dan vroeger, onder andere door het gebruik van sociale media,’ vertelt universitair docent Michelle Achterberg. Ze doet onderzoek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam naar het effect van sociale afwijzing op kinderen.

Michelle Achterberg | Beeld: Michelle Muus
Michelle Achterberg | Beeld: Michelle Muus

In haar eerdere onderzoek heeft ze al allerlei belangrijke netwerken geïdentificeerd in het brein van kinderen van zeven á acht jaar oud om met sociale afwijzing om te gaan: ‘We dachten dat het leren omgaan met agressie pas op latere leeftijd werd ontwikkeld, maar uit het onderzoek bleek juist dat het al in de kindertijd begint.’ Het nieuwe onderzoek focust op hoe die vroege ontwikkelingen van het kinderbrein van invloed zijn op de adolescentie. ‘In die fase zien we dat er meer angst, depressie en prestatiedruk ontstaat. Met het onderzoek kan ik mijn theoretische model testen, waarbij het brein en de omgevingsfactoren belangrijke indicatoren zijn om in te schatten hoe we later omgaan met sociale afwijzing.’

Voor dit onderzoek past Achterberg de fundamentele kennis uit haar eerdere onderzoek toe op de maatschappij: ‘Het bijzondere van dit onderzoek is dat we de kinderen al langer onderzochten voor het fundamentele onderzoek, en nu dus met hen doorgaan in dit onderzoek. Daardoor kunnen we straks echt iets zeggen over de lange termijn.’ Achterberg zal in haar nieuwe onderzoek de kinderen “volgen” in het dagelijks leven. Door een app beschikbaar te stellen kunnen kinderen op elk moment van de dag aangeven hoe ze zich voelen, in plaats van achteraf een vragenlijst in te vullen. Zo kijkt Achterberg als het ware als een soort vogeltje mee over de schouders, om meer inzicht te krijgen in het effect van sociale afwijzing.

Dit doet ze niet alleen, maar met een heel team van onderzoekers uit verschillende disciplines. ‘Team science is heel belangrijk. Door vanuit allerlei verschillende invalshoeken te kijken wordt het onderzoek veel representatiever en kun je veel beter onderzoek doen naar het grote geheel,’ licht Achterberg toe. Dat helpt bovendien bij het geven van een gedegener advies op beleid, ziet ze: ‘Bijvoorbeeld bij de vraag of er wel of geen smartphone in de klas gebruikt mag worden. Dat hangt van individuele verschillen af. Voor sommige kinderen werkt het bijvoorbeeld heel erg afleidend, voor anderen helpt het juist. Bijvoorbeeld wanneer ze geen aansluiting vinden in de klas, maar wel via sociale media. Die verschillen breng je alleen met interdisciplinair onderzoek in beeld, bijvoorbeeld door neurowetenschappen te combineren met pedagogiek.’

Meer ruimte voor interdisciplinair onderzoek

Voor de toekomst heeft Achterberg twee wensen. Op basis van haar onderzoek hoopt ze dat er veel meer aandacht komt voor sociale ontwikkeling op scholen. Waar het nu vaak één themaweek per jaar betreft, hoopt ze dat er in de klas meer aandacht voor komt in specifieke lessen, ‘zodat we mentale problemen of uitdagingen niet bagatelliseren, maar normaliseren.’ Voor Prinsjesdag roept ze op dat het academische systeem vrijer wordt, zodat er meer ruimte is voor interdisciplinaire projecten. ‘Het systeem is nu vooral gericht op individuele beurzen binnen halen, terwijl de mooiste ideeën komen van interdisciplinaire projecten. Projecten over disciplines, maar ook over universiteiten heen. Er moet meer ruimte komen voor team science, zeker voor jonge onderzoekers.’