Vogelen versus programmeren

Allebei zijn ze bioloog met een voorliefde voor vogels. De 79-jarige Ko de Korte spreekt steevast over ‘mijn jagers’ als hij vertelt over zijn vogelonderzoek in Arctisch gebied, zo’n halve eeuw geleden. Promovendus Kees Schreven (31) is vooral geïnteresseerd in grote roofvogels en de kleine rietgans. Samen reflecteren ze op hun vakgebied: wat was er toen anders dan nu?

Twee onderzoekers in magazijn met opgezette vogels
Bioloog Ko de Korte en promovendus Kees Schreven

Tekst: Belinda van der Gaag en Emma van der Deijl, beeld: Sander van den Bosch

Maanden weg van huis, in het onbewoonde Noordoost-Groenland om de broedbiologie van vogels te bestuderen, zo zag wetenschap er zo’n vijftig jaar geleden uit voor De Korte. Hij is blij met wat die jarenlange studie heeft opgeleverd. ‘Moet je daarvoor dan eindeloos op de toendra zitten, kun je je afvragen. Maar we zijn toch vrij revolutionaire dingen te weten gekomen over de kleine jagers, waarbij het allemaal om energie draait. Zo arriveren ze in het voorjaar in topconditie in het poolgebied, want alleen dan kunnen ze zich voortplanten.’

Borstspieren

De Korte ontdekte dit door het echte handwerk: het schieten van de dieren buiten het studiegebied en vervolgens letterlijk alles eruit trekken. ‘Dat levert een schat aan informatie op: de maaginhoud, de grootte, de geslachtskenmerken en of de vogels broedrijp zijn.’ Daarbij werd niets weggegooid. Tientallen exemplaren liggen nog altijd geconserveerd in het depot van Naturalis in Leiden, zodat er blijvend onderzoek naar gedaan kan worden. ‘Van de door ons verzamelde jagers, heb ik alle borstspieren opgegeten. Weggooien is zonde. Ze smaken best lekker.’

Onderzoekers in magazijn
Ko en Kees in Naturalis

Poep verzamelen

Schreven hoort het met veel belangstelling en een vleugje jaloezie aan. ‘Op de traagheid ja, om te leven in een wereld waar niet alles gelijk beschikbaar is. Er is tegenwoordig zo veel informatie te vinden online en in de literatuur. Dat is mooi, maar het is ook moeilijk om alles bij te houden. Maar als je het nu op de oude manier zou doen, dan loop je achter.’ Het vakgebied is door technologische innovaties enorm veranderd, met als gevolg dat er minder ruimte is voor het ‘oude’ type veldwerk. Schreven, promovendus bij het NIOO (Nederlands Instituut voor Ecologie) onderzoekt de door klimaatverandering veranderende trekroutes en eetpatronen van de kleine rietgans. Deze zomer was hij op Spitsbergen om de poep van de vogel te verzamelen en daar later conclusies uit te trekken. Maar een expeditie als deze is nu meer uitzondering dan regel.

Specifieke monsters

‘Als we nu op veldwerk gaan, is ons voornaamste doel om gps-zenders aan te brengen, zodat we de vogels vanuit huis kunnen volgen’, vertelt Schreven. ‘Als we de anatomie van de vogels willen bestuderen, verzamelen we heel specifiek een aantal monsters. We trekken een paar veertjes, we nemen bloed of doen een swab met een wattenstaafje. Of we verzamelen e-dna, environmental dna, een monster van de omgeving van de vogel. Dat doen we bijvoorbeeld als we vogels vangen in het broedgebied en willen afleiden wat ze gegeten hebben.’ De Korte: ‘Dat was bij mij wel anders, ik kende al mijn vogelparen. Ze hadden allemaal hun eigen persoonlijkheid, met verschillende karakters. Als wij vogels wilden volgen, deden we dat door ze te ringen met individuele kleuren of door ze een andere kleuring te geven. Maar je kon alleen maar hopen dat de vogels weer terugkwamen, je wist het nooit.’

Je kon alleen maar hopen dat de vogels terugkwamen, je wist het nooit

Ko de Korte, bioloog

Het voordeel van de moderne techniek is dat het een enorme hoeveelheid informatie oplevert: gedetailleerde gegevens, ook van plekken waar je anders niet komt. Schreven: ‘We kunnen nu zien wat de vogels onderweg of ’s nachts doen als ze bijvoorbeeld van Noorwegen naar Spitsbergen vliegen. De vogels vertrekken altijd met goede wind, maar nu weten we dat ze bij tegenwind onderweg soms een tijd op zee wachten om energie te besparen en met de stroming mee driften.’

Leven in een tent

De Korte is enthousiast over de mogelijkheden van nu. ‘Ik kon hier alleen maar van dromen.’ De keerzijde is volgens hem dat jonge onderzoekers nu soms wat verwend zijn. ‘Ze vragen een loon, reiskosten en financiering voor hun onderzoek. In onze tijd ging dat anders: je had een passie en je ging ervoor. We leefden in een tent of een hut en waren lang weg. Jammer dan voor de thuissituatie. Ik had nooit gedacht dat het een broodwinning zou zijn, ik was gewoon onzegbaar blij dat ik dit kon doen. Ik voelde me bevoorrecht, dat was de beloning. Voor de middelen vond je dan wel mensen die je hielpen, formeel of informeel. NWO, toen nog ZWO, die geen financiering kon verlenen maar wel achter het onderzoek stond, kocht een kano voor me die ik na afloop weer moest inleveren.’

Altijd buiten bezig

Op financiering voor langere expedities hoef je nog steeds niet te rekenen, ziet Schreven. Hij heeft zelf wel eens twee maanden onderzoek gedaan in Rusland, naar de migratie van brandganzen, kleine jagers en grauwe franjepoten. Allemaal in zijn vrije tijd. ‘Dat zie ik dan als een hobby. Wat wel veranderd is, zijn de vaardigheden die gewaardeerd worden aan een bioloog. De ervaring met veldonderzoek wordt niet vaak meer gezocht, want het is minder nodig. Tegenwoordig moet je goed gegevens kunnen verwerken, dus dat betekent dat je iets moet weten van programmeren, omgaan met big data en statistische berekeningen maken. Ook tijdens mijn studie was nog maar zo’n tien, twintig procent van de mensen echt vogelaar of altijd buiten bezig met dieren en de natuur.’

 

Biologie écht begrijpen

Toch is dat wat Schreven uitlicht, als hij gevraagd wordt naar zijn visie op de toekomst van het vakgebied: ‘Ik zou het mooi vinden als veldwerk gewaardeerd blijft. Dat blijft voor mij altijd de basis van ons vak. Het is mooi om te zien hoe Ko jonge onderzoekers inspireert met zijn ervaringen op Spitsbergen en Groenland. Je kunt veel met nieuwe methoden, maar het is ook veel interpreteren. Om de biologie écht te begrijpen, moet je er naartoe.

Om de biologie écht te begrijpen, moet je er naartoe

Kees Schreven, promovendus Animal Ecology

De Korte voegt daar instemmend aan toe: ‘Ik zou ook willen dat we de geschiedenis van het leven in het oog houden en biologie als een historische wetenschap zien. We kijken nu te statisch naar het hier en nu, waardoor we bang zijn voor verandering. Maar verandering is niet erg. Vroeger was alles anders en morgen zal ook weer anders zijn. Ik zou willen dat onderzoekers een bredere blik hebben en meer vanuit nieuwsgierigheid onderzoek doen.’

Conceptueel denken

Ook Schreven vindt dat onderzoek nu te eenzijdig is. ‘Om urgente vraagstukken te signaleren, heb je ook basale langetermijn-studies nodig. Maar daarvoor is het juist moeilijk om geld te vinden. We denken nu veel conceptueler dan vroeger. Dan is ‘broedbiologie’ bijvoorbeeld het onderwerp en zijn de specifieke soorten waarop broedgedrag bestudeerd wordt, ondergeschikt aan dat onderwerp in plaats van dat ze bestudeerd worden op zich. Ik denk dat die beweging ook wel gestimuleerd wordt door de impuls om gelijk impact te maken. Onderzoek moet nu te veralgemeniseren zijn, zodat we kunnen uitleggen wat we eraan hebben, terwijl we ons nog maar weinig verdiepen in die ene specifieke soort. Maar kennen we als biologen onze soorten zo nog wel? Ik vind dat we ook in het veld moeten blijven werken, we redden het niet met alleen programmeurs.’

Onderzoeker Ko de Korte laat schedel zien
Onderzoeker Ko de Korte met schedel
Onderzoeker meten vogelschedel op
De onderzoekers meten een vogel op