Focus in een veelkleurig palet

Welke subsidieregeling past het best bij mijn onderzoeksplannen? Door het grote aantal regelingen, met verschillende en soms wisselende voorwaarden, is het voor onderzoekers soms een hele zoektocht naar het meest geschikte instrument. Wat heeft de voorkeur: een brede menukaart of een compacte, overzichtelijke indeling met minder regelingen?

Tekst: Amanda Verdonk, beeld: Charlotte Helmers.

‘Ik ga er gewoon voor’, besloot Hester Bijl in 2002, toen ze een aanvraag deed voor een Aspasia beurs. Via die beurs krijgen vrouwelijke onderzoekers geld om promovendi aan te nemen én stijgen ze weer een plekje op de universitaire ladder, in haar geval van UD naar UHD. ‘Er was toen wel discussie over die beurs. Sommigen zeiden: je wordt dan niet UHD vanwege je prestatie, maar omdat je vrouw bent. Maar ik dacht: er zijn zo weinig vrouwelijke UHD’s, zeker in mijn vakgebied numerieke wiskunde. Dat vraagt om buitengewone maatregelen, dus laat ze maar kletsen.’ Bijl kreeg de beurs, mocht twee promovendi aannemen en kreeg een zogeheten ‘inbeddingsgarantie’: de financiering bood de TU Delft, waar ze toen werkte, voldoende zekerheid om haar tot UHD te bevorderen. Later volgden voor Bijl nog een Vidi-beurs en benoemingen tot hoogleraar en decaan. Inmiddels is ze rector magnificus van de Universiteit Leiden. ‘Die NWO-subsidies uit mijn begintijd hebben mijn carrière een kickstart gegeven.’

Stigmatiserend

De ‘menukaart’ met financieringsmogelijkheden die NWO nu biedt, is breed: van fundamenteel onderzoek tot toepassing en valorisatie, en van een breed Talentprogramma tot kleinere beurzen die specifieke doelgroepen vooruithelpen, zoals vrouwen, vluchtelingen of onderzoekers met een niet-westerse achtergrond. Om wetenschappers te ondersteunen bij het zoeken naar het meest kansrijke financieringsinstrument, nemen universiteiten steeds vaker subsidieadviseurs in dienst. Ook externe adviseurs worden regelmatig ingeschakeld. Als onderdeel van de nieuwe strategie onderzoekt NWO of het instrumentarium eenvoudiger kan (zie kader onderaan de pagina). Dat hangt ook samen met de vraag hoe lang je moet vasthouden aan aparte instrumenten voor specifieke doelgroepen. Naast Aspasia bestaat bijvoorbeeld Mozaïek, bedoeld om de instroom van onderzoekers met een migratieachtergrond in de wetenschap te stimuleren. Werkt dat niet stigmatiserend? En dan is er nog de vraag wat de ideale verhouding is tussen vraaggestuurd en fundamenteel onderzoek.

Elke regeling anders

Marlieke van Kesteren is subsidieadviseur bij Evers + Manders. Ze ziet wetenschappers worstelen. ‘Het kost veel tijd om uit te zoeken welke regeling het beste bij je past. Daarnaast Verschillen de voorwaarden per regeling, zoals de hoogte van het bedrag of de hoeveelheid verplichte cofinanciering van externe partijen.’ De Nationale Wetenschapsagenda (NWA) en het Kennis- en Innovatieconvenant (KIC) zijn wat haar betreft voorbeelden van instrumenten die nog niet helemaal zijn uitontwikkeld. ‘Je merkt dat NWO nog zoekende is naar de beste opzet. Veel mensen weten niet dat de NWA veel thematische calls heeft en missen daardoor kansen. En de verschillende lijnen maken het KIC ook erg onduidelijk. Toch is NWO voor ons nog best overzichtelijk. Er zijn ook wetenschapsfinanciers die eindeloos veel kleine projecten subsidiëren. En de EU spant de kroon qua onbereikbaarheid.

Monsterachtig groot

Naast het kiezen voor een instrument worstelen sommige onderzoekers ook met de aanvullende eisen, ziet Van Kesteren. ‘Denk aan een impactparagraaf, verplichte cofinanciering van bedrijven of een verplichte samenwerking tussen universiteiten en hogescholen.’ Lector Han van Kasteren van Avans Hogeschool herkent dit. Hij werkt aan het toepassen van biopolymeren in allerlei producten, van oordopjes tot bruggen. Hij heeft al veel instrumenten gebruikt, van zowel NWO als daarbuiten. ‘Bij de NWA moeten universiteiten en hogescholen samenwerken. Ik word wel eens gebeld door universiteiten om als “excuustruus” mee te doen. Maar daar bedank ik voor. Dat worden vaak monsterachtig grote projecten waarbij niemand het overzicht heeft.’ Als lector ziet hij veel meer in het leggen van contacten buiten de financieringsorganisaties om. Daar komen samenwerkingsprojecten uit voort met een goede basis, zonder dat dat altijd direct de intentie is.

Voor toegepast onderzoek is altijd wel geld te vinden, maar fundamenteel onderzoek staat onder druk

Hester Bijl, rector magnificus Universiteit Leiden

Verhouding een-op-een

Van Kasteren is goed te spreken over het RAAK-programma, waarin lectoren en onderzoekers van hogescholen samen met het mkb onderzoek doen, gericht op maatschappelijke oplossingen. ‘Het is een overzichtelijke regeling die precies aansluit bij de hogeschoolpraktijk, namelijk kennis toepassen bij bedrijven.’ Het programma wordt uitgevoerd door Regieorgaan SIA, dat onderdeel is van NWO. ‘Ik zie de invloed van de wetenschap wel toenemen in de regeling. Je hoeft nog steeds geen papers met wetenschappelijke betogen op te leveren, maar er wordt nu wel meer gehamerd op correcte onderzoeksmethodologieën en verantwoording. Ik vind dat de relevantie voor het bedrijfsleven voorop moet blijven staan in praktijkgericht onderzoek. NWO is er vooral voor het ongebonden onderzoek.’ Zelf streeft NWO een verhouding na van een-op-een tussen vrij, ongebonden onderzoek en vraaggestuurd, thematisch onderzoek. Ook Hester Bijl zou graag zien dat NWO vooral met vrij onderzoek de toepassingen van morgen stimuleert. ‘Er zijn veel mogelijkheden voor thematisch onderzoek buiten NWO, zoals het Topsectorenbeleid of de missiegedreven projecten van de EU. Voor zulk onderzoek is altijd wel ergens geld te vinden, maar fundamenteel onderzoek staat onder druk.’

Onbenut en verloren

Rik van Gorp, scheikundig technoloog aan de TU Eindhoven, denkt daar anders over, hoewel hij het belang van vrij onderzoek erkent. Hij behoorde vorig jaar tot de tien uitverkorenen die een NWO-beurs kregen voor de eerste ronde van de Faculty of Impact. Met die beurs kan hij deelnemen aan een intensief, tweejarig programma dat zich richt op wetenschappers die met hun onderzoek impact willen maken en een eigen bedrijf willen starten. Met Heratec, zijn startup in wording, ontwikkelt hij een innovatieve technologie waarmee op termijn het zware transport kan worden verduurzaamd. ‘In deze fase is het voor investeerders nog niet aantrekkelijk om in te stappen waardoor veel kennis onbenut blijft en verloren gaat. Maar het milieu wacht niet. De beurs maakt het mogelijk om de technologie en kennis verder te ontwikkelen en zodra die rijp is, kunnen we als startup verder. Met de Faculty of Impact lopen we internationaal voorop: het verbindt wetenschappelijk onderzoek met de markt en het helpt wetenschappers de weg te vinden in ondernemersland.’ Dit soort financiële middelen zijn in de ogen van Van Gorp onmisbaar om maatschappelijke impact te bereiken met de toepassingen van morgen, die ontstaan zijn in het ongebonden vrije onderzoek. ‘De ervaring opgedaan door potentiële gebruikers stroomt vervolgens weer terug naar de onderzoeker en helpt zo ook weer bij het bepalen van de richting van nieuw onderzoek.’

Zij hebben het écht nodig

Hester Bijl mag dan kritisch staan tegenover de meer vraaggestuurde instrumenten van NWO, ze is wel voorstander van instrumenten die zich op specifieke doelgroepen richten. ‘Aspasia heeft veel voor mij betekend. Ik doe jaarlijks meerdere beursaanvragen voor vrouwelijke collega’s, want ik zie dat zij het echt nodig hebben. Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat mensen met een niet-westerse achternaam meer publicaties op hun naam moeten hebben staan om eenzelfde functie te krijgen als hun westerse collega’s. Dus ik ben wel bang dat zij in een nieuw stelsel ondergesneeuwd raken.’ Van Kasteren denkt dat doelgroepenbeleid het instrumentarium te veel vertroebelt. ‘Maak de regelingen niet te ingewikkeld en houd de focus op bepaalde onderwerpen helder. En probeer niet die diversiteitspolitiek erin te fietsen. Wat mij betreft moet gewoon het beste voorstel winnen.’

Kwart minder instrumenten

In de nieuwe NWO-strategie staan verschillende ambities die de procedure van aanvragen en beoordelen eenvoudiger moeten maken, bijvoorbeeld door het instrumentarium zelf onder de loep te nemen. Zo wil NWO onderzoeken of kleinere instrumenten, ooit bedoeld als tijdelijke impuls en gericht op specifieke ondervertegenwoordigde doelgroepen, verankerd kunnen worden in grotere en meer structurele instrumenten. Het streven is om het aantal (kleine) financieringsinstrumenten binnen de komende strategieperiode met tenminste 25 procent te verlagen (zie NWO-ambitie 18).

Verschillende kleuren linten