Goudmijnen vol kennis, maar (bijna) niemand die ze aanboort

Wetenschappers die met een idee de markt op willen, krijgen daarvoor niet altijd de ruimte. Het financiële systeem lijkt er niet op ingericht en het ontbreekt aan een gezamenlijke aanpak. Daarin moet nu verandering komen. ‘Jonge onderzoekers die een bedrijf willen starten lopen vast in een moeras van beslissingen en onduidelijke richtlijnen.´

Computer hardware op een hoopje

Tekst: Amanda Verdonk, Beeld: Van Santen & Bolleurs

‘We hebben in Nederland dramatisch weinig succesvolle biotechbedrijven gegenereerd’, verzucht Hans Clevers, terugkijkend op zijn decennialange loopbaan aan de Universiteit Utrecht, het UMC Utrecht en het Hubrecht Instituut. De hoogleraar en oud KNAW-voorzitter is de grondlegger van baanbrekend stamcelonderzoek en wordt vaak genoemd als Nobelprijskandidaat. Hij ontwikkelde levende stamcellen uit de darm tot mini-orgaantjes of organoïden, die een rol kunnen spelen in medicijnen. Vervolgens deed hij verschillende pogingen om bedrijven op te bouwen met die technologie. In het buitenland lukte dat, in Nederland niet.

Bang voor imagoschade

‘Universiteiten leggen te veel beperkingen op bij het gebruik van patenten door onderzoekers’, zegt Clevers. ´En ze dwingen vaak af dat onderzoekers na twee jaar moeten kiezen tussen universiteit of bedrijf. Ook het percentage aandelen dat een onderzoeker mag hebben, wordt te veel beperkt. Na enkele financieringsronden met investeerders blijft er een verwaarloosbaar percentage aandelen over voor de onderzoeker, die daardoor geen zeggenschap meer heeft in zijn eigen bedrijf.’ Daarnaast zijn universiteiten bang voor imagoschade omdat farmaceutische bedrijven hier geen goede naam hebben, volgens Clevers. In maart besloot hij Nederland vaarwel te zeggen en in dienst te treden bij de Zwitserse farmaceut Roche.

De opbrengsten komen niet de universiteit, maar de maatschappij ten goede

Frans Nauta, programmadirecteur Faculty of Impact

Economische activiteit

Niet uit onvrede, licht hij desgevraagd toe. ‘Ik heb veertig jaar met veel plezier academisch werk verricht. Maar ik ben net 65 geworden, het werd gewoon tijd voor iets anders.’ Maar het klimaat voor academische startups gaat hem nog steeds aan het hart. ‘Jonge onderzoekers die een bedrijf willen starten op basis van hun ontdekking, lopen vast in een moeras van beslissingen van hogerhand en onduidelijke richtlijnen. Er is een enorme voorzichtigheid bij universiteiten en UMC’s. Als je je ontdekking hebt gedaan met publiek geld, moet je daar natuurlijk zorgvuldig mee omgaan. Maar dat kun je eenvoudig oplossen met een set goede regels.’ vooralsnog lijkt het daaraan te ontbreken en moet elke universiteit het wiel opnieuw uitvinden. Onnodig, aldus Clevers. ‘Onze wetenschap behoort tot de beste ter wereld, maar we maken het onszelf veel te ingewikkeld om dat om te zetten in economische activiteit.’

Valorisatie kost geld

Sinds 2005 is het benutten van kennis vastgelegd in de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek. Universiteiten hebben naast hun onderwijs- en onderzoekstaken valorisatie als derde kerntaak. Daar is geen aparte geldstroom voor geregeld, maar universiteiten hebben wel de vrijheid hoe ze het geld verdelen. ´Beleidsmakers verwachtten dat valorisatie een substantiële bron van inkomsten zou kunnen worden´, zegt Frans Nauta, expert op het gebied van innovatie en ondernemerschap. ´Dat bleek een misvatting, achteraf gezien naïef.’ Er werd bijvoorbeeld gewezen op Stanford University, dat veel geld verdient aan patenten. Daar zijn grote industrieën omheen ontstaan en elk bedrijf dat die kennis wil gebruiken, moet daarvoor aan Stanford betalen. Nauta: ‘Maar het waren maar twee patenten: over DNA-splitsing en het zoekmachinealgoritme. Daar had Stanford gewoon ontzettend veel mazzel mee. Maar hier staan duizenden patenten tegenover die niks opbrengen.’ Valorisatie blijkt universiteiten juist geld te kosten. En de opbrengsten komen niet de universiteit, maar de maatschappij ten goede.

 

Door te strakke afspraken zetten sommige universiteiten een rem op valorisatie

Hatte van der Woude, Tweede Kamerlid VVD

Risicomijdend

Dat valorisatie toch geen cashcow bleek te zijn, maakt dat universiteiten zoekende zijn hoe ze met beperkte middelen hun startups het beste kunnen faciliteren. Die onzekerheid leidt niet altijd tot de beste resultaten. Er zijn inmiddels overal Knowledge Transfer Offices (KTO’s) opgericht, waar scouts werken die veelbelovende kennis moeten opsporen om door te laten groeien tot startups. Maar volgens onderzoek van Universiteiten van Nederland zijn Nederlandse KTO’s relatief klein en genereren ze minder spin-offs dan de meest succesvolle Europese KTO’s, zoals die van de ETH Zurich of de universiteiten van Oxford en Leuven. ‘Zonde’, vindt Nauta. Op de universiteiten liggen goudmijnen vol met kennis, maar te weinig mensen zijn bezig om die te gebruiken.’ Clevers voegt toe dat het ook problematisch is dat de KTO’s niet zelfstandig zijn. ‘De KTO-medewerkers komen doorgaans niet uit de commerciële wereld en ze rapporteren aan het bestuur van de universiteit, dat vaak erg risicomijdend is. ’Als alternatief noemt Clevers het Oncode Institute voor kankeronderzoek, waaraan hij zelf verbonden is: een zelfstandige, onafhankelijke holding met mensen van zowel universiteiten als bedrijfsleven.

Startupcampus

Naast de kantoren voor kennisoverdracht zijn er allerlei instrumenten die valorisatie bevorderen, zoals de Nationale Wetenschapsagenda, het Nationale Groeifonds en subsidieregelingen voor toegepast onderzoek. Ook is er door het kabinet structureel zevenhonderd miljoen euro extra vrijgemaakt voor het hoger onderwijs en daarnaast komt er een fonds voor onderzoek en wetenschap van vijf miljard euro voor incidentele investeringen. Maar universiteiten blijven vrij in de mate waarin ze de eerste geldstroom aan valorisatie besteden. Mirjam van Praag, voorzitter van het College van Bestuur van de VU Amsterdam, betreurt het dat er door het Rijk geen aparte vaste middelen voor valorisatie zijn aangewezen. ‘Bij een wettelijke taak horen structurele middelen. Daarmee kun je mensen langdurig laten zoeken naar geschikt onderzoek, maar kun je ook regionale samenwerkingsverbanden met bedrijven en overheden opzetten en investeren in een startupcampus.’

Eenduidige handleiding

Wel worden er nu serieuze stappen gezet om een eenduidige visie op het gebied van maatschappelijke impact en valorisatie op te stellen. VVD Tweede Kamerlid Hatte van der Woude diende daarvoor begin april een motie in. ‘Door te strakke afspraken over intellectueel eigendom en een te groot aandelenbelang in startups, zetten sommige universiteiten een rem op valorisatie’, zegt Van der Woude. ‘Bovendien hebben ze allemaal een andere aanpak. De een vraagt bijvoorbeeld een veel groter aandeel dan de ander – waarin zit dat verschil? Universiteiten zoeken zelf ook duidelijkheid en zekerheid. Daarom pleit ik voor een eenduidige handleiding met adviezen hoe je dit moet aanpakken.’ De motie is aangenomen en minister Dijkgraaf gaat samen met minister Adriaansens van EZK een brief over valorisatie opstellen.

Onbenut potentieel

GroenLinks, SP en Partij voor de Dieren stemden echter tegen de motie. Zij vinden dat valorisatie geen prioriteit heeft ten opzichte van de vele onderwijsuitdagingen. Bovendien zeggen zij dat universiteiten het zelf al voldoende oppakken. Zo presenteerden Universiteiten van Nederland, de UMC’s en TNO vorig jaar al een plan om het valorisatie-ecosysteem te versterken. Ook zijn de partijen bang dat meer focus op valorisatie betekent dat universiteiten te veel verweven raken met het bedrijfsleven. GroenLinks Tweede Kamerlid Lisa Westerveld legt uit: ‘De focus en achterliggende gedachte van de motie is dat onderwijs en onderzoek voornamelijk in dienst van het bedrijfsleven komen te staan en dat onderstrepen wij niet. Onderwijs en onderzoek zijn namelijk zo veel meer dan wat ze opleveren voor het bedrijfsleven.’ Onterecht, aldus kamerlid Van der Woude. ‘Valorisatie kun je op allerlei manieren uitdrukken: in maatschappelijk nut, verbetering van de gezondheidszorg, het genezen van kanker. Het biedt een kans aan jonge onderzoekers. En natuurlijk moet je letten op belangenverstrengeling, net als bij andere beroepsgroepen.’ Ook Clevers ziet hier geen gevaar in. Hij spreekt liever over concurrerende dan over conflicterende belangen. ‘Hier kun je gewoon goede afspraken over maken. Als je iets bijzonders kunt of hebt ontwikkeld, dan zullen veel mensen een beroep op je willen doen – ook uit de commerciële sector. Maar als dat wordt ingeperkt, dan laten we in Nederland een groot potentieel onbenut.’


Faculty of Impact: ondernemen met één been in de wetenschap

Als je als wetenschapper er nu voor kiest om je idee uit te werken in een startup, stopt je academische carrière doorgaans. ´Doodzonde’, vindt Mirjam van Praag. Samen met Pieter Duisenberg, voorzitter van Universiteiten van Nederland, heeft ze zich hard gemaakt voor een programma voor onderzoekers die binnen de universiteit aan hun startup werken. Dit voorjaar zijn de eerste tien deelnemers van de Faculty of Impact van start gegaan. ‘Met dit programma creëer je wél een serieus carrièrepad voor medewerkers en blijf je met één been in de wetenschap staan.’ Frans Nauta, die eerder internationaal succesvolle startupprogramma’s heeft opgericht als Climate KIC en Climate Launchpad, werd gevraagd het programma op te zetten. De deelnemers worden twee jaar lang vrij gemaakt om aan hun bedrijf te werken. Ze krijgen toegang tot laboratoria, ondernemerschapstrainingen en hulp met financieringsaanvragen. Nauta: ‘Het is onredelijk om van mensen te verwachten dat ze van hun eigen spaarcenten een bedrijf beginnen en daarnaast hun academische loopbaan opgeven. Door het twee jaar lang binnen de universiteit te proberen, kunnen wij wat van de risico’s wegnemen.’ In samenwerking met NWO en Techleap is deze universitaire accelerator voor alle Nederlandse universitaire medewerkers beschikbaar. Uniek in de wereld, aldus Nauta. ‘Hier gaat de Nederlandse economie miljarden mee verdienen, omdat hier oplossingen uit voortkomen voor grote problemen, bijvoorbeeld op het gebied van klimaat, ziekte, voeding en logistiek.’

Groepsfoto Faculty of Impact