De visiependule

‘Complexe maatschappelijke uitdagingen houden zich niet aan disciplinaire grenzen. Inter- en transdisciplinaire samenwerking is nodig om vanuit de wetenschap oplossingen aan te dragen’, valt te lezen in het Kennis- en Innovatieconvenant van NWO uit 2022. Maar het had ook in een beleidsstuk uit 1930 kunnen staan. Sterker nog, het stónd erin. Desondanks veranderen ook de opvattingen over wetenschap per periode. ‘Het is ons lot als wetenschapper om ontevreden te zijn met het beleid.’

Tekst: Bianca Looman, beeld: Lynne Brouwer

Wie een visie wil, moet een afspraak bij de oogarts maken’, zei minister-president Rutte een aantal jaar geleden. Maar zijn huidige minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Robbert Dijkgraaf is bij zijn aantreden wel degelijk begonnen om met het veld een toekomstvisie op onderwijs en wetenschap samen te stellen. Heeft dat zin, zo’n visie op wetenschap?

Ongemak

‘Jazeker’, zegt Jet Bussemaker. Als minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft zij, onder Rutte II, in 2014 de wetenschapsvisie 2025 gepresenteerd en dat was volgens haar hard nodig. Bij haar aantreden verbaasde ze zich erover dat er al jaren geen duidelijke visie op wetenschap geformuleerd was. Volgens haar kwam dat ook doordat er veel ongemak rondom het onderwerp was. ‘Niemand wist precies wat we met wetenschap aan moesten. Een beetje zoals met kunst was de vraag: mag de politiek daar eigenlijk wel een mening over hebben? Moeten we dat niet aan de wetenschap zelf overlaten? Of moet de politiek juist sturen op wat wetenschap vermag? In het eerste kabinet Rutte werden zowel kunst als wetenschap geframed als “linkse hobby’s” die veel geld kostten, maar weinig opleverden. Het alternatief was een instrumentele benadering van wetenschap als “kennis, kunde, kassa”. Ik heb me daar tegen verzet. Je kunt niet alles wat wetenschap bijdraagt in economische modellen vatten.’

Jet Bussemaker
'Je kunt niet alles wat wetenschap bijdraagt in economische modellen vatten’ - Jet Bussemaker

Betrek mensen breed

Bussemaker wilde meer draagvlak creëren en ging de dialoog aan met wetenschappers, geïnteresseerde burgers, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven over hoe de wetenschap zich meer kon verbinden met de samenleving. Uit de wetenschapsvisie kwam onder andere de Nationale Wetenschapsagenda voort: twaalfduizend vragen van burgers werden geclusterd in urgente vraagstukken voor onderzoek en innovatie. ‘Daar was behoefte aan en nu nog steeds, blijkt wel uit de positieve evaluatie. Ik raad de huidige minister aan om zijn toekomstvisie niet top-down vast te stellen. Betrek mensen breed, bijvoorbeeld door citizen science. Ik doe dat nu zelf met onderzoek naar complexe ongelijkheid en merk dat wetenschappers en theoretisch opgeleide professionals vaak in individuele oplossingen denken, terwijl burgers in wijken met veel problemen meer behoefte hebben aan het versterken van sociale netwerken. Dus durf je eigen veronderstellingen tegen het licht te houden en kom vooral uit je comfortzone, want de problemen van deze tijd vragen grote oplossingen. Daar komen we alleen samen uit.’

Onverzadigbaar

Pieter Slaman, Leids universiteitshistoricus, is het met Bussemaker eens dat je burgers mee zou moeten laten praten over de thema’s die belangrijk zijn voor de toekomst van wetenschap. Al hebben volgens hem veel mensen vooral zicht op hun eigen leven en is de aanpak van een energie- of voedselcrisis van een totaal andere orde. Dit soort crises kunnen wetenschappers meestal beter zien aankomen, al moet je het ook niet aan de wetenschap overlaten om te prioriteren. ‘Wetenschappers zijn onverzadigbaar en zullen altijd meer willen onderzoeken op hun eigen vakgebied. Het is aan de politiek om te kiezen waar we over twintig jaar willen staan. De politiek kan zich natuurlijk wel laten adviseren door de wetenschap, maar het is niet zo dat de wetenschap verantwoording richting de samenleving hoeft af te leggen, zoals tijdens de coronapandemie soms het geval was bij het OMT.’

Hijgerig beleid

De politiek moet zich daarbij vooral niet te veel laten leiden door de waan van de dag, volgens Frans Nauta. In het begin van deze eeuw was hij secretaris van het Innovatieplatform waarin topwetenschappers (onder wie Robbert Dijkgraaf), ministers en enkele andere vertegenwoordigers van de Nederlandse kenniseconomie onder leiding van premier Balkenende innovatie en ondernemerschap in Nederland wilden stimuleren. Tegenwoordig is hij onder meer programmadirecteur van de Faculty of Impact, opgezet om een impuls te geven aan de impact en ondernemerszin vanuit de Nederlandse universiteiten. Door de snelle veranderingen in de wereld is het lastig om nu besluiten te nemen waarvan we de consequenties pas over twintig jaar terugzien, geeft hij aan. ‘Maar een groter probleem is dat het “kortetermijnisme” sterk de overhand heeft in Den Haag. Alles wordt geframed als een crisis, waar snel een crisisaanpak voor moet worden geformuleerd. Het resultaat is hijgerig beleid op de mode van vandaag, terwijl veruit de meeste problemen – klimaat, mest, woningen, vluchtelingen, ziektekosten, vergrijzing – voorspelbaar zijn. We kunnen bijvoorbeeld wel elk jaar in augustus doen alsof studentenhuisvesting een crisis is, maar we kunnen ook een keer beleid maken om te zorgen dat er in elk geval in 2028 genoeg woonruimte voor studenten is. Dat zijn keuzes die ook op het gebied van wetenschap gewoon gemaakt kunnen en moeten worden. Ik verwacht wat dat betreft veel van Dijkgraaf.’

Frans Nauta
‘Het kortetermijnisme heeft sterk de overhand in Den Haag’ - Frans Nauta

Onconventioneel

Ook Bussemaker is blij dat Dijkgraaf liefde voor de wetenschap heeft. Grote uitdagingen vragen om een open blik en onconventionele oplossingen. ‘Ik denk dat hij het departement beter aantrof dan ik in 2012. Er worden in elk geval flinke middelen vrijgemaakt. Dat was in mijn tijd wel anders. Toen moesten we door de economische crisis blij zijn dat we niet hoefden te bezuinigen. Maar geld alleen is natuurlijk niet voldoende. Het is bijvoorbeeld fijn dat er middelen vrijkomen voor aanstellingen van jonge onderzoekers, maar hoe zorg je ervoor dat zij echt onderzoek kunnen doen en niet verzuipen in de combinatie van onderwijs en publicatiedruk? In de manier waarop we in de wetenschap prestaties erkennen en waarderen moet nog steeds een hoop verbeteren. Maar deze vraagstukken kan de minister niet alleen oplossen, dat moet ook bij de wetenschappers zelf vandaan komen.’

Effectieve prikkel

Slaman beaamt dat: ‘Die publicatiedruk komt ook door de wetenschappers zelf. Ze zijn nu eenmaal competitief en werken het liefst in hun eigen bubbel. Maar we zien dat de meeste wetenschappelijke doorbraken plaatsvinden als wetenschappers samenwerken, het liefst op het snijvlak met andere disciplines. Vandaar ook dat het belang van inter- en transdisciplinaire samenwerking al honderd jaar in het beleid staat. Daardoor kan het dienen als criterium waarop financiële aanvragen worden beoordeeld. En dat is een prikkel die wel degelijk effect heeft, dus alleen al daarom is het goed dat het in elke visie wordt opgeschreven.’

Bijsturen onderweg

Slaman ziet de visie op wetenschap als een soort pendule: in een bepaalde periode ligt veel nadruk op de ene kant, dan ontstaat meer en meer weerstand en verplaatst de slinger zich naar de andere kant. ‘Dat is een natuurlijk proces en nodig om in balans te blijven. Het is geen reden om geen visie meer op te stellen, maar juist om dat wél te blijven doen. Ons lot als wetenschapper is om ontevreden te zijn met het beleid. Maar we hebben de beweging die het brengt wel nodig.’ Ook Nauta ziet die pendule in het beleid niet als een signaal dat je visie niet goed of zinvol was. ‘Het is juist handig om een stip op de horizon te hebben, al weet je dat je gaat bijsturen onderweg. Als ik met een grote olietanker naar New York wil varen, dan kan het best zijn dat een storm mij even uit koers blaast, maar als de wind gaat liggen weet ik wel waar ik heen wilde en kan ik bijsturen. Het kan ook zijn dat een andere bestemming aantrekkelijker geworden is en dan ga ik daar heen. Dat is helemaal niet erg, zolang je het maar kunt onderbouwen.’

Pieter Slaman
'Ons lot als wetenschapper is om ontevreden te zijn met het beleid’ - Pieter Slaman