Op het droge zijn pinguïns niet zo snel en de lucht komen ze al helemaal niet in. Maar in zee zijn ze als een vis in het water. Het zijn de snelst zwemmende vogels. Kampioen is de EZELSPINGUÏN. Flapperend met zijn stijve vleugels vliegt hij onder water met een vaartje van ruim 35 kilometer per uur: meer dan drie keer zo snel als het Olympische record! Om te ademen springt hij zonder af te remmen boven het water uit, net als dolfijnen vaak doen. Een klein stukje vliegen kan hij dus toch wel.

De ZWARTVOETPINGUÏN loopt nooit over het ijs, maar wel over warm zand. Hij leeft namelijk langs de woestijnkust van zuidelijk Afrika. Aan land vindt hij niks te eten, in de koude zee wel. Daar is hij geen koddige waggelaar, maar een supersnelle zwemmer.

ADELIEPINGUÏN hebben de langste staart van alle pinguïns.
Ze zijn helemaal zwart en wit. Ze zijn klein en hebben een kleine bek. Een adeliepinguïn kan je herkennen aan de witte ring rond zijn oog. Om vooruit te gaan over het ijs, gaan ze plat op hun buik liggen. Zo glijden ze net als een slee over het ijs. Best grappig!
Adeliepinguïns leven in grote groepen, dat noemen we kolonies, op het continent Antarctica in het zuidpoolgebied. In de september, dat is de ‘lente’ op de zuidpool, komen duizenden pinguïns bijeen op de ijsvrije stukken op de zuidpool om te broeden. Mama en papa broeden om de beurt. De ene houdt de eieren warm, de andere gaat naar het ijs op zoek naar eten. De ouder die op het nest blijft, moet dan vaak dagen zonder eten!