Naar inhoud springen

WikiWoordenboek:Genus

Uit WikiWoordenboek

Het genus of grammaticale geslacht is een eigenschap van een zelfstandig naamwoord die bepalend is voor de (vorm van de) lidwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en de meeste voornaamwoorden waarmee een zelfstandig naamwoord in combinatie optreedt of waardoor het vervangen kan worden.

Onderscheid tussen de geslachten

[bewerken]

In sommige niet-Indo-Europese talen zoals het Fins, het Estisch, het Hongaars of het Turks komen helemaal geen geslachten voor. Dat geldt dan zelfs voor de persoonlijke voornaamwoorden. In het Turks kan o bijvoorbeeld zowel hij als zij betekenen.

Sommige Indo-Europese talen zoals het Engels en het Afrikaans komen aardig in die richting hoewel er nog wel he, she en it gezegd wordt.

Dat verraadt dat de Indo-Europese talen oorspronkelijk drie geslachten kenden:

Overigens was er in de vroegste fasen van het Indo-Europees waarschijnlijk nog geen vrouwelijk geslacht. Het Hettitisch kende bijvoorbeeld eerder een onderscheid tussen bezield en onbezield.

In het Nederlands is het geslacht vooral goed te zien aan de bepaalde lidwoorden de en het. Hoewel lidwoorden voorkomen in een aantal takken van het Indo-Europees, zijn ze een vrij late uitvinding. Het geslacht hangt dus niet af van het lidwoord, het omgekeerde is eerder waar: het geslacht en/of de naamval bepaalt het lidwoord.

Bijvoorbeeld het Latijn, het Russisch of het Hindi kennen helemaal geen lidwoorden. Er zijn ook talen, zoals Oudgrieks of Iers, die alleen maar bepaalde lidwoorden hebben.

Toch hebben het Latijn en het Russisch wel degelijk drie geslachten en dat is goed te zien aan de uitgangen van de (6) naamvallen van alle naamwoorden.

In het Latijn zijn bijvoorbeeld de meeste zelfstandige naamwoorden op -us, zoals hortus (tuin) mannelijk en het bijbehorende bijvoeglijk naamwoord parvus (klein) krijgt een vergelijkbare uitgang:

hortus parvus - een/de kleine tuin (nominatief)
in horto parvo - in een/de kleine tuin (ablatief)

Woorden op -a zijn vaak vrouwelijk zoals rosa - roos

rosa magna - een grote roos
rosarum magnarum - van grote rozen (genitief meervoud)

Oorspronkelijk had het woordgeslacht dus veel te maken met de naamvallen, maar ook met de overeenkomst tussen een zelfstandig naamwoord en de daarbij behorende andere zinsdelen.

In sommige talen, zoals de Romaanse en Keltische talen maar ook het Hindi, is het onzijdig verdwenen samen met het grootste deel van de naamvallen. Het verschil tussen mannelijk en vrouwelijk is echter nog steeds heel belangrijk in bijvoorbeeld het Frans:

le jardin est grand
la rose est petite

Hoewel naamvallen al heel lang verdwenen zijn uit deze taal, is de overeenstemming (congruentie) tussen zelfstandig en bijvoeglijk naamwoord gebleven.

In andere talen, zoals het Zweeds en het Deens, komt ook het zogenaamde gemeenschappelijke geslacht (g) voor: er wordt hier juist geen onderscheid meer gemaakt tussen mannelijke en vrouwelijke woorden maar nog wel tussen gemeenschappelijk en onzijdig.

Nederlands

[bewerken]

In het Nederlands is de toestand vrij ingewikkeld. Zelfstandige naamwoorden van het mannelijk of het vrouwelijk geslacht krijgen het lidwoord de, die van het onzijdige geslacht het lidwoord het. (Verkleinwoorden zijn overigens altijd onzijdig en woorden in het meervoud zijn altijd mannelijk of vrouwelijk.)

In aanzienlijke delen van het taalgebied — met name in de Randstad — worden voor dingen maar twee geslachten onderscheiden, een onzijdig geslacht met het lidwoord het en wat een gemeenschappelijk geslacht met het lidwoord de genoemd zou kunnen worden. Woorden van het 'gemeenschappelijk geslacht' worden in de spreektaal en soms ook in de schrijftaal overwegend als mannelijk behandeld en er kan dus naar verwezen worden met hij, hoewel men dit soort verwijzingen vaak vermijdt als het gaat om niet-levende wezens. Deze situatie neigt daarmee naar die in het Zweeds en het Deens, maar het ligt toch wat ingewikkelder. In de meer verzorgde schrijftaal (zoals die van kranten en tijdschriften) wordt het zogeheten driegenerasysteem vaak nog wel aangehouden.

In het zuiden van ons taalgebied onderscheidt men ook in de spreektaal meestal nog wel steeds drie geslachten, omdat deze ook in de streektaal vaak nog onderscheiden worden. Het is dan goed mogelijk om te horen: zij is mooi als het bijvoorbeeld om een klok gaat.

Bovendien komen ook in het noorden woorden met bepaalde vaste uitgangen zoals -heid, -ing, -te, -teit en -tie nog steeds vaak in combinatie met het voorzetsel ter voor: ter verklaring, ter behandeling. Dat komt omdat zij in feite nog steeds vrouwelijk zijn; de -r is hier de vrouwelijke uitgang van de datief enkelvoud.

De website woordenlijst.org van de Nederlandse Taalunie onderscheidt daarom vier gevallen:

onzijdige woorden lidwoord het (o) het terreinverlies o[1] …met zijn gevolgen
mannelijke woorden lidwoord de (m) de terreinrit m[2] …met zijn hindernissen
vrouwelijke woorden lidwoord de (v) de terreinverkenning v[3] …met haar hindernissen
vrouwelijke-en-mannelijke woorden lidwoord de (m/v) de terreinfiets v / m[4] …met haar/zijn banden

Meer informatie over deze laatste groep en de gebruikte markering is te vinden op deze pagina.

We gebruiken de internationale sjablonen:

geslacht sjabloon resultaat
mannelijk {{m}} m
vrouwelijk {{f}} v
onzijdig {{n}} o
gemeenschappelijk {{c}} g

Geslachten in talen

[bewerken]

Geen geslachtsonderscheid

[bewerken]
  • Veel niet-Indo-Europese talen: Fins, Turks, Chinees, Indonesisch - (waarschijnlijk nooit onderscheid geweest)
  • Sommige IE-talen:
    • Esperanto : gebouwd met onderscheid voor 3de persoon ( li m, ŝi v, ĝi o / ili ) :
      • geslachtonveranderlijke adjectieven (maar veranderlijke voor meervoud en accusatief);
      • diernamen zijn onzijdige, maar de 2 geslachtelijke naamvormen kunnen ook gevormd worden ( bovo o -> virbovo m / bovino v );
      • dingnamen zijn altijd onzijdige ( ĝi / ili ).
    • Engels, Afrikaans - (wel onderscheid voor derde persoon; elders verdwenen)
    • Armeens, Perzisch - (zelfs voor derde persoon verdwenen).

Onderscheid bezield - onbezield

[bewerken]

In sommige talen kennen aanduidingen voor levende wezens (bezield, {{a}}) een andere verbuiging dan die voor voorwerpen of abstracte zaken (onbezield, {{i}}). Op welke woorden dat van toepassing is wordt meer bepaald door volkstaxonomie dan biologisch inzichten.

Drie geslachten m, v, o

[bewerken]

Twee geslachten m en v - (o verdwenen of nooit gehad)

[bewerken]

Twee geslachten g en o - (v verdwenen)

[bewerken]
  • Een aantal moderne Scandinavische talen: Zweeds, Deens
  • In één van de twee schrijftalen van het Noors (bokmål), met enkele uitzonderingen
  • Fries

Tussenpositie tussen twee en drie: m, v, o en m/v

[bewerken]

Een groter aantal categorieën (klassen) dan drie

[bewerken]
  • Een aantal takken van de Niger-Kordofaanse talen, w.o. Bantoetalen zoals Xhosa.

Zie ook

[bewerken]

w:Geslacht (taalkunde)

Referenties

[bewerken]